Marin Sorescu - Zelfportret |
Wachten tot het kookt
Onder het wachten, tot de bonen koken,
lees ik op mijn gemak de krant. Als het waar is
dat
wie kookt langer leeft, zal ik nog heel vaak
de krant kunnen lezen. (Zo niet, dan niet.)
Er zijn dingen die zich herhalen,
er is ook veel twijfelachtig nieuws.
(Betrouwbaar als altijd: de
overlijdensberichten.)
Maar intussen zijn de bonen in beweging gekomen,
ze pruttelen
zelfs – en begeleid door kwesties die de
mensheid
in beweging houden (de toestand in het
Midden-Oosten,
de escalatie van de diverse wedlopen) kijk ik
door de damp
naar het op en neer van de bonen in de pan,
visjes in een aquarium, rondgedreven door
het vagevuur van interne stromingen. (Gisteren
heb ik het aquarium uit mijn kamer weggedaan;
deze winter vriest alles dicht; het ligt nu
ergens achterom.)
Zo meteen moeten de uien erbij, ook de
aardappels wachten erop dat ik ze schil (er zijn
mensen
die beweren dat je de schillen moet meeëten),
ieder moment kan de peterselie arriveren,
tja, en de wortelen moeten dit keer héél in de
pan –
En zo, in de dampkring van actieve
keukenbesognes
leren we de veelheid der dingen
kennen en waarderen; we leren ze accepteren ook;
zelfs deze moeilijk te bedwingen
tegenstrijdigheden
worden steeds duidelijker; want per slot van
rekening, nietwaar,
moeten de krachten van het goede uiteindelijk
winnen...
Ofwel is de vlam te groot, of
ze is te klein – daar zet al een lieflijke
geur aan tot handelen.
Je zet de vlam dus hoger,
doet de drie wortelen erbij,
de uien, de aardappels...
Op de laatste bladzij aangeland
kan ik dus weer opnieuw beginnen.
Alles is vredig, alles fantastisch.
Wel had het water al lang ververst moeten
worden,
nou ja, wat geeft het!
Zelfs de oeroude problemen komen in een nieuw
licht te staan.
Inderdaad: onder het koken raakt men bij wijze
van spreken
in het ritme
van zeer wezenlijke dingen – het wassen van
groente,
het afwassen van borden, dat wat er in je denken
verandert,
de mogelijkheden van een waterleiding – ‘warm’,
‘koud’–
ja, dat sust en bedaart de zenuwen.
Daarom hebben de Chinezen ook zo’n eindeloos
lange lijst
feest- en herdenkingsdagen... om nog maar te
zwijgen van
de Italianen... zelfs bij ons is, weet u wel, de
levensverwachting
van voormalige legerkoks hardnekkig gestegen;
iemand uit
de buurt bijvoorbeeld, die ‘op 3 april 94 werd’;
drie jaar geleden kreeg hij weer tanden – zijn
gebit is weer volledig intact. Mijn vriend
Nae Diaconu evenwel kan nu niet koken
zonder twee liter wijn; en als de bonen wat
ouder zijn
ook niet zonder een paar borrels.
De foto’s zijn nogal wazig,
de letters vaak te klein.
Verbazingwekkend is wel, dat de Mexicanen zelfs
met hun steeds weer
heviger crisis nog in leven zijn.
Maar als je eenmaal boven de 75 komt, mag je
op een nieuwe lente rekenen; op je tachtigste
kun je
niet eens meer huilen, je trekt voor de warmte
de kosmos aan
zoals hij is (is, niet is, met God, zonder God)
en bekreunt je plotseling zeer om alles
wat de kranten melden.
Al gauw ben je zo fit,
dat geen nuance je ontgaat.
Toch nog een uitje misschien?
Puur vitamine.
Net als de hele kookkunst: eindelijk begrijp je
het geheim van alle speculaties van Kant;
ook hij heeft zelf gekookt.
Ja, met een stuk ui dek je je in
tegen de magnetische stormen van de zon, die
elkaar zo
afschuwelijk versterken en de aarde met haar
heerlijke
verworvenheden dreigen te verslinden.
Twee, drie artikelen bewaar je
voor na het eten.
De deur knarst
terwijl ik de krant dichtvouw.
Mijn vrouw is terug van de markt.
‘Wat doe jij daar nou? Het gas staat
veel te hoog voor bonen,
ze zijn vast en zeker aangebrand.
Laat mij maar doen,
ga jij maar
schrijven.’
vertaald door Wiel Kusters, naar het Duits van
Oskar Pastior
_____________
AANTEKENING
Marin Sorescu - Portret van Wiel Kusters |
De
Roemeense dichter en toneelschrijver Marin Sorescu (1936-1996) schreef dit
gedicht voor het internationale poëziefestival en symposium Grenzen aan de taal,
dat Hans van de Waarsenburg en ik, in samenwerking met de Stadsschouwburg
Heerlen, in november 1988 organiseerden, en waar naast Sorescu optraden Michael
Hartnett, Oskar Pastior, Zafer Şenocak, Tom
Pickard en Dieter Fringeli, en als Nederlandse deelnemers onder anderen Frans
Budé, Leo Herberghs, Bert Schierbeek en Leo Vroman.
Een jaar na Sorescu’s optreden in Heerlen brak in Roemenië de revolutie uit die de
communistische dictator Ceaușescu ten val bracht. Enkele jaren later werd de
partijloze dichter Sorescu minister van cultuur, een functie die hij anderhalf
jaar vervulde, van eind november 1993 tot begin mei 1995. Hij overleed op 8
december 1996, zestig jaar oud.
Marin
Sorescu was een van de belangrijkste en populairste dichters van Roemenië, een vindingrijke,
geestige en niet zelden ook humoristische meester in het schrijven tussen de
regels, waar voor lezers die slimmer waren dan de Securitate en de censuur zeer
veel aan kritiek en bemoediging te lezen was.
Ook
‘Wachten tot het kookt’ heeft een verborgen betekenislaag: de groeiende
ontevredenheid en revolutionaire onrust in het Roemenië van vlak voor Ceaușescu’s
ondergang wordt erin voelbaar gemaakt. Men zou het gedicht een allegorie kunnen
noemen, als de erin opgeroepen situatie niet tegelijkertijd ook zo concreet en
alledaags was.
Gedichten
van Sorescu werden door zijn voormalige landgenoot Oskar Pastior (1927-2006) in
het Duits vertaald: Aberglaube (1974), Noah, ich will dir was sagen (1975),
Der Fakir als Anfänger (1992). In 1993 was ik dankzij de
vriendschappelijke medewerking van Pastior in de gelegenheid een kleine keuze
uit Sorescu’s werk in het Nederlands te vertalen: Versteende Hettiet
(Uitgeverij Herik). (Eerder, in 1982, publiceerde Liesbeth Ziedses des Plantes
bij Manteau haar vertalingen, uit het Roemeens, onder de eenvoudige titel Gedichten.)
W.K.