TH. VAN SCHOONHOVEN - OMVER

Schilderij (c) Hedwig van der Heiden


1

of afstand afneemt
bij tekort aan diepte

of omtrek zonder
kijkpunt einder mist

of in overzicht
geen ruimte is

voor veraf herkennen
wordt belet

is landschap schier
een lei in verwering


2

oogmerk kwijt. sleets
van weeromstuit. omver

wil wat zich verhief
allerwegen terneer

klapt wat afstand bewaarde
om op regelrecht

wit dat ruimte ontkent
niet bekend wil zijn


3

landschap gaat schuil
achter krassen en gestreep

of het onder gaasdoek
wordt gespannen

waarop mist stuk
slaat als op kort gras-

linnen


4

breed. breder dan het doorzicht toe
laat ligt landschap achterover

neer. aanblik van bovenaf
/ je slaat in scheervlucht gade

rest

_____________________
Uit Th. van Schoonhoven, Omver, Meulenhoff Amsterdam 1980, de enige boekpublicatie van Th. van Schoonhoven, pseudoniem van John de Vos (Gouda 1956 - Amsterdam 2018).




H.C. TEN BERGE - SCHIMMEN IN DE KLOOSTERTUIN


‘Goed dat u gekomen bent,’ zei Sir Philip, terwijl hij zijn gebrekkig gecamoufleerde schuilplaats onder een afdak achter enkele fietsen verliet. ‘Zoals u weet ben ik in Zutphen ongewenst, dus onbemind. Het natte weer lijkt dat te onderstrepen. Is het waar dat de Spanjolen zijn verdreven?’
            De jeugdig uitziende dichter en krijgsman keek om zich heen, zette een gepluimde breedgerande hoed weer op en liep een paar passen de doodstille kloostertuin in. Hij trok nog altijd met zijn been. ‘Een dag voor ik stierf, geloofde iedereen dat ik genezen zou. Mijn zuster Mary, mijn broers, mijn vrouw Frances, de vereerde Lady Rich voor wie ik mijn gedichten schreef, ja ook oom Robert, graaf van Leicester – allen keken ze uit naar het moment waarop ik de terugreis naar Engeland zou kunnen aanvaarden. Ik was koortsvrij en helder. Toch schreef ik aan Jan Wyer – een Hollandse arts in wie ik vertrouwen stelde – dat zijn overkomst naar Arnhem dringend gewenst was. Juffrouw Gruitthuissens, wier gastvrijheid ik genoot, kan dat desgevraagd bevestigen.’
            ‘Maar het koudvuur had u al geveld,’ zei Transmontanus, die Sidney’s uitgestoken hand had losgelaten. ‘En dat wist u beter dan uw artsen. De toon van uw brief verried hevige verontrusting. U had de merkwaardige geur die uw lichaam omhulde heimelijk ervaren als een inward mortification, zoals uw trouwe vriend Fulke Greville heeft opgemerkt.’
            De herfstregen vlaagde over het dak van het voormalige klooster naar beneden. Paden en banken gaven een matte glans af in het middaglicht. ‘Vandaag is het verzoendag, ook al houdt de wind het niet droog.’ Transmontanus, bijgenaamd de archipoëet, ontvouwde een zwarte paraplu die groot genoeg was om hen beiden te beschermen. Hij stak twee hoofden boven Sidney uit. ‘Handig mechaniekje,’ zei Sir Philip, die de namaak-ivoren knop betastte. ‘Er is hier veel veranderd, behalve het klimaat. Bij vochtig weer voel ik de pijn tot in mijn botten zeuren. Maar vandaag ben ik goedgemutst, bijna uitbundig. Mijn lichaam zegt me dat het straks zal opklaren!’
            Al pratend deden ze een langzame ronde door de onttakelde tuin, die vanuit de Rosmolensteeg – waar af en toe een gehaaste voetganger passeerde – een prettig desolate aanblik bood. Het was zoiets als in de regen op een oud stil kerkhof zitten met een heupfles geestrijk vocht en dan denken aan een grimmig vers van J.J. Slauerhoff. Ze bleven staan bij een gedenkteken. ‘Verboden voor honden,’ las Sir Philip met zijn stok de woorden aanwijzend. Hij had een grappig accent. ‘Je blijft je verbazen,’ zei hij. ‘In mijn tijd konden honden nog niet lezen. Onderwijs en scholing werpen vrucht af in uw land. “To teach and delight” – daar komt het op aan, ook in de poëzie, zoals u weet. Denkt u dat de anderen nog zullen komen?’
            De regen kletterde op de paraplu en spatte uiteen op de stenen van het pad. De wolken regenden zich leeg alsof een dronken god zijn blaas de vrije loop gaf om de zon nog voor de avond doortocht te verschaffen. Transmontanus wilde iets
opmerken over de vreugdeloosheid waardoor het onderwijs al jaren werd geteisterd, maar hield zich wijselijk in. Hij nam Sir Philip bij de arm en leidde hem naar een memoriekruis, dat onder een muurlantaarn tegen het dormitorium was geplaatst. ‘Johan Noordinck, verdronken in de IJssel 1536,’ zei hij.