in jouw gedichten gebeurt niets, zei
iemand eens
en ik dacht aan de talloze velden die ik beschreef
en aan de anatomie van de grassen
die in vele soorten als één lichaam tegen de wind. Die ene
weide die ik voor mezelf houd en in haar de dieren.
De staat van de wereld vind je in die weide. Ze bouwt
aan de verte en spiegelt klein te blijven voor.
En de mens schuift op.
Nooit zoals de weegbree in de breedte of zoals in de breedte
de wolken boven die weide opschuiven.
Al is het ook nietsvermoedend.
En nooit zal de mens applaudisseren en de armen reiken
op de manier zoals de aalscholver dat doet. En een wolk
gesponnen aan damp en lucht vaart voorbij. Een signaal
klinkt over de weide en de mens schuift op. Het donkert
boven de velden. Het donkert en ik bescherm de weide
offer
op de vijver verstilt een waterspin
Een pioen houdt de koppen in
Beide handen op mijn borst om het hart te dempen
en wacht:
daar jakkert een nieuw geluid over de lange dijk
ik bedoel: daar herstelt zich het evenwicht
ik bedoel: de zee spuugt zoals we gewend zijn
Veldnotities
je loopt het vermogen om te haten niet van je af
de kou, de routines, het ingesleten denken
je voorsprong in gebrekkigheid
een plevier kaatst adem uit haar kleine longen
ook de aalscholver hoog
aan zijn vleugels kleumt rijp
een motie indienen
om het zwart van rouw te vervangen
door de diepe kleur van riet
een ijle iep staat gedwee naast een andere iep
het water is vol exoten
twee staken als scheidingslijn
alles verdringt alles en alles drinkt haat
je volgt een ader in het ijs in een opgevroren kuil
verderop splijt een hond een kudde schapen
je leest af en noteert
dat stilstaan ook een reactie is
Jezus, baken en aanjager der sterren
ik vroeg je naar pijn
naar de winterkoning, dood in mijn schoot
naar de vage luchtsprong die Leven heet
en zoek antwoord in je zwijgen
antwoordt het huis aan de wind, dan opent het dak zich
tabaksrook vermengt met meteorietenstof
in deze koude kamer doven sterren
rakelen de lange eeuwen waarin je baken bent
koperen Jezus boven de deur
laat het waaien, de dode vogel tot kalk keren
en pijn tot scherven slaan
daar, de eerste sterren vallen al
___________________________
Tijs
van Bragt (1985) woont en werkt in Zeeuws-Vlaanderen. Hij schrijft poëzie en
organiseert sinds 2012 De Avond van de Poëzie in Groede. Zijn meest recente
bundel is Weier, uit 2022.