TIJS VAN BRAGT - GEDICHTEN

 

in jouw gedichten gebeurt niets, zei iemand eens

 

en ik dacht aan de talloze velden die ik beschreef

en aan de anatomie van de grassen

die in vele soorten als één lichaam tegen de wind. Die ene

weide die ik voor mezelf houd en in haar de dieren.

De staat van de wereld vind je in die weide. Ze bouwt

aan de verte en spiegelt klein te blijven voor.

En de mens schuift op.

Nooit zoals de weegbree in de breedte of zoals in de breedte

de wolken boven die weide opschuiven.

Al is het ook nietsvermoedend.

En nooit zal de mens applaudisseren en de armen reiken

op de manier zoals de aalscholver dat doet. En een wolk

gesponnen aan damp en lucht vaart voorbij. Een signaal

klinkt over de weide en de mens schuift op. Het donkert

boven de velden. Het donkert en ik bescherm de weide

 

 

 

offer

op de vijver verstilt een waterspin 
Een pioen houdt de koppen in
Beide handen op mijn borst om het hart te dempen

en wacht:

daar jakkert een nieuw geluid over de lange dijk

ik bedoel: daar herstelt zich het evenwicht
ik bedoel: de zee spuugt zoals we gewend zijn

 

 

 

Veldnotities

 

je loopt het vermogen om te haten niet van je af

de kou, de routines, het ingesleten denken

je voorsprong in gebrekkigheid

 

een plevier kaatst adem uit haar kleine longen

ook de aalscholver hoog

aan zijn vleugels kleumt rijp

 

een motie indienen

om het zwart van rouw te vervangen door de diepe kleur van riet

 

een ijle iep staat gedwee naast een andere iep

het water is vol exoten

twee staken als scheidingslijn

alles verdringt alles en alles drinkt haat

 

je volgt een ader in het ijs in een opgevroren kuil

verderop splijt een hond een kudde schapen

 

je leest af en noteert

dat stilstaan ook een reactie is

 

 

 

Jezus, baken en aanjager der sterren

ik vroeg je naar pijn
naar de winterkoning, dood in mijn schoot

naar de vage luchtsprong die Leven heet

en zoek antwoord in je zwijgen

antwoordt het huis aan de wind, dan opent het dak zich
tabaksrook vermengt met meteorietenstof
in deze koude kamer doven sterren
rakelen de lange eeuwen waarin je baken bent

koperen Jezus boven de deur
laat het waaien, de dode vogel tot kalk keren

en pijn tot scherven slaan

daar, de eerste sterren vallen al

 

___________________________

Tijs van Bragt (1985) woont en werkt in Zeeuws-Vlaanderen. Hij schrijft poëzie en organiseert sinds 2012 De Avond van de Poëzie in Groede. Zijn meest recente bundel is Weier, uit 2022.