WIEL KUSTERS - VIER GEDICHTEN UIT ITALIË



1

In de bus naar Perticara,
weet ik dat ik nooit meer ergens anders
zal zijn dan waar ik altijd al was,
hoe hoog de bergen ook gaan,
hoe laag de dalen in mijn vlees gaan liggen
onder hun schijn
van as.

Sulphur, museo storico
minerario, van steen tot
zwavelbrood, geel land
boven zijn duistere erts,
onder zijn lichtende graan.

Zuur,  gestegen in zijn regen,
vond een weg terug  – naar boom
en gras.

Ik wreef de steen totdat hij stonk.


2

'Quale traccia? Ik breng u daar.'
Wij hebben nog niemand gevolgd
anders dan hem: de ingeving die
voor ons hinkt, vinger aan de knop,
galant een lift ontbiedt, ons noodt
en verderop, lagen lager,
nog een keer. 'Betaal mij en
verwacht uw trein,
nu pas.'


3

Vesuvius achter het blauw
van de herinnering
en grauw als doodssymbolen
in ons misverstaan.

Ik heb de aarde aangeraakt
van de plaats waar ik begon
naar de vulkaan. Nog warm
de bodem waar mijn hand
mijn voetstap vond.


4 (Cristo velato, Cappella Sansevero, Napels)

Ongenaakbaar zacht, doorschijnend en opaak,
nabij tot in zijn verste verte.
                                                     Steen
uit Gods hand, met de werper verbonden
totdat hij viel en zichtbaar werd
dat hij voorgoed alleen zal moeten zijn
met zijn triomfantelijk falende vanger.


24 april 2019