Vertaald uit
het Roemeens door Jan H. Mysjkin
In de stradă
Fagetului regent het onophoudelijk! Voor mij is dat prima, want dan heb ik
werk! Ze hebben vijf kilometer film met regen besteld. Minstens tien
verschillende soorten regen in tien verschillende omgevingen. Er moeten op zijn
minst zeven brievenbussen in voorkomen, elke minuut één. Drie postbodenhanden
die de brieven erin gooien. Drie vrouwenhanden en vervolgens drie mannenhanden
die de brievenbus open en dicht doen. Een tweetal bedelaars (man en vrouw). Zo
mogelijk ook een beetje hagel (anderhalve minuut). Ik zit in een kroeg en kijk
naar de regen. De zesde. Ik heb ze al gefilmd, zodat er nu een biertje van af
kan. Ik heb er geen flauw benul van in welke film ze mijn regens willen
gebruiken. Ik kreeg de opdracht via internet. Die kwam als geroepen. Ik krijg
voor mijn vijf kilometer film precies wat de operatie van mijn jongen kost.
Hopelijk is dat een goed voorteken. Jaren later kan ik hem dan de film tonen
die hem het leven heeft gered.
In de stradă Galaţi woont Boris Filipoglu, yoghurtmaker en groot
pokerspeler. Overdag bereidt hij op traditionele manier gecondenseerde melk en
’s nachts houdt hij standvastig en bedreven de speelkaarten in een waaier.
Filipoglu’s yoghurt is in talrijke stadsbuurten vermaard. Alsook het
meesterschap van de pokerspeler. Het geluk van Boris is net zo fabelachtig als
de hangende tuinen van Babylon. Helemaal in de geest van het fair play stuurt
Boris echter eenieder die bij het poker verliest een week lang gratis yoghurt. Het
is maar zelden voorgekomen dat de onfortuinlijke pokerspeler vervolgens geen
vaste afnemer van zijn yoghurt werd. Er is slechts één uitzondering bekend, te
weten: de heer ingenieur Marin Trivalea, die na herhaalde pech niet alleen geen
fan van Filipoglu’s yoghurt werd, maar bovendien klacht bij de politie indiende
tegen de man die hij ‘een ordinaire valsspeler en beroerde yoghurtmaker’ noemde.
De politie, die in het geheim een heleboel pokerverenigingen in het oog houdt, stelde
echter vast dat de beklaagde te goeder trouw was en zijn winst te danken had
aan ‘een fantastisch geheugen en een onbewogen fysiognomie’. Sinds die enquête
had een hele meute politiepersoneel zich als vaste klant bij de yoghurtmaker
gemeld, terwijl ze hem als pokerspeler volledig negeerden. Als bewijs dat hij
de oude ingenieur om zijn aanklacht had vergeven, stuurde Boris hem tweemaal
per jaar, bij Maria Geboorte en Maria Hemelvaart, een kistje met twaalf potten Filipoglu-yoghurt.
Dat doet hij nu al jaren en nooit heeft hij ook maar een pot retour gekregen. Apetrots zegt hij tegen
iedereen: ‘Mijn yoghurt is zo goed, dat ze zelfs mijn vijanden smaakt!’
In de stradă Galenei wonen twee steenkappers. Farma Valentin vervaardigt enkel kruisen. Frumuşanu Viorel voert allerlei opdrachten uit. Farma Valentin
is altijd neerslachtig en reageert nurks op elke vraag. Frumuşanu Viorel
daarentegen is joviaal en palavert met iedereen. Moesje Carada slaat een kruis en zegt: ‘Och arme, ik sla ’s morgens, ’s middags
en ’s avonds een kruis en de arme Valentin tientallen malen per dag… En
toch krijgt hij er niet genoeg van... En
de andere, die lieve Viorel, hij schertst de hele dag dat hij blote vrouwen,
galopperende paarden en andere wonderen van deze aarde beitelt…’ Frumuşanu
Viorel meent dat Farma Valentijn niet helemaal bij zijn hoofd is. Kijk maar,
hij stuurt alle klanten die geen kruis bestellen naar hem door. Alsof het geld
van de levenden vies is. Maar dan bedenkt hij zich en zegt tegen zichzelf: ‘Doe
ik niet precies hetzelfde? Stuur ik hem niet iedereen door die een kruis wil?’ En
zo neemt Frumuşanu Viorel, die een doodnormaal mens wil zijn, ook een
begrafenisklant aan. Hij maakt zich klaar om het eerste kruis in zijn leven te
kappen. Op de marmeren plaat schetst Frumuşanu Viorel, met dezelfde hand die
blote vrouwen en galopperende paarden heeft gehouwen, huiverend in houtskool de
armen van het kruis. Dan neemt hij zijn zaag en gaat aan de slag. Er steekt
echter uit het niets een wind op, die een dichte regen aanvoert, waardoor
Viorel onder zijn afdak moet vluchten. Hij zet grote ogen op, wanneer hij Farma
Valentin in zijn hof ziet komen en door het dichte regengordijn met de
uitgestrekte handen en de gelijkmatige pasjes van een slaapwandelaar naar het
marmer toe ziet lopen, dat Viorel onbeheerd heeft achtergelaten. Als hij er
eenmaal voor staat, pakt hij, ongehinderd door de losgebarsten storm, de zaag
en begint te zagen naar de tekening van de ander. De storm zwelt aan, maar de steenkapper
werkt ijverig door zonder er acht op te slaan. Zijn bewegingen vervlechten de
ijzeren tanden met het water en het marmer, terwijl zijn blik verzonken lijkt in
een leegte die alleen hij kent. Wanneer de storm gaat liggen, heeft Farma Valentin
een flink stuk van het kruis voorbewerkt. Zonder een woord te zeggen, gaat Frumuşanu
Viorel naar de schuur, neemt het karretje en zet het naast het kruis. Beide
mannen zetten zich schrap en tillen de steen erin. Onder een helderblauwe hemel
ziet men hoe ze het karretje trekken en duwen naar de hof van de steenkapper
van kruisen. De stilte tussen beiden spreekt boekdelen over Frumuşanu Viorels
inzicht dat hij heiligschennis heeft begaan en Farma Valentins vergiffenis bij
het zien van zoveel berouw.