1
In de bus
naar Perticara,
weet ik dat
ik nooit meer ergens anders
zal zijn dan
waar ik altijd al was,
hoe hoog de
bergen ook gaan,
hoe laag de
dalen in mijn vlees gaan liggen
onder hun schijn
van as.
Sulphur,
museo storico
minerario,
van steen tot
zwavelbrood,
geel land
boven zijn
duistere erts,
onder zijn
lichtende graan.
Zuur, gestegen in zijn regen,
vond een weg
terug – naar boom
en gras.
Ik wreef de
steen totdat hij stonk.
2
'Quale
traccia? Ik breng u daar.'
Wij hebben
nog niemand gevolgd
anders dan
hem: de ingeving die
voor ons
hinkt, vinger aan de knop,
galant een
lift ontbiedt, ons noodt
en verderop,
lagen lager,
nog een keer.
'Betaal mij en
verwacht uw
trein,
nu pas.'
3
Vesuvius
achter het blauw
van de herinnering
en grauw als
doodssymbolen
in ons
misverstaan.
Ik heb de
aarde aangeraakt
van de plaats
waar ik begon
naar de
vulkaan. Nog warm
de bodem waar
mijn hand
mijn voetstap
vond.
4 (Cristo velato, Cappella Sansevero, Napels)
Ongenaakbaar
zacht, doorschijnend en opaak,
nabij tot in
zijn verste verte.
Steen
uit Gods hand,
met de werper verbonden
totdat hij
viel en zichtbaar werd
dat hij
voorgoed alleen zal moeten zijn
met zijn
triomfantelijk falende vanger.
24
april 2019