Uit
de bundel A Casa e o Cheiro dos Livros
(‘Het huis en de geur van de boeken’)
Ze
gingen in het zand zitten en deden hun schoenen uit.
Daarna
telden ze op hun vingers de boten
die
ontbraken tot de zomer begon.
Geen
van beiden zei iets. Ze hadden samen een paar nachten
doorgebracht
in een kamer zonder uitzicht. En ook al
dachten
ze het tegendeel, ze wisten niet veel meer
van
elkaar dan dat.
Ze
zaten daar om te zien of er iets gebeurde.
In
de zomer,
dat
wisten ze, zou iemand hen komen halen.
***
Niets
tussen ons kun je haast noemen.
Op
die manier kennen we elkaar, trage aandacht
heeft
zijn eigen doolhoven ontworpen. Het aanraken
van
de huid gebeurt altijd voor de eerste keer. Maar
als
de deur naar de zomer opengaat zien we dezelfde dingen –
wat
achter de vlakte en de rotsen ligt; het eiland,
een
schaapskudde, een boot die wacht op uitvaren, een woord
dat
we nooit zullen schrijven. Tussen ons
tekent
de tijd zich op die manier, traag.
De
kleinste afwijking zouden we altijd merken.
***
Zeven jaren van onzekerheid wachten mij. De dikke kat
buiten op de muur zit daar slechts tijdelijk. Jij echter
blijft nog, een boek dat werd weggelegd op het hoogtepunt
van de plot, voorgoed opengeslagen op het bed. Ik
ga bij het raam zitten waar ooit een vijgenboom stond.
En daar blijf ik. Waarschijnlijk wacht ik op jouw stem in de lange
stilte in de slaapkamers ’s avonds. En ook ik val in slaap,
als er niet de herinnering aan het oorverdovende lawaai
van de spiegels was, die door het huis uiteenspatten in duizend
onzekere scherven. Zeven jaren
om een verhaal te herlezen dat je door en door kent, of
een blanco boek tot het einde door te bladeren. De kat
is al weg. Ik zeg dat hij net als jij een ander bed
kiest om de maan te tarten. Ik niet, ik ik blijf.
***
Uit
de bundel O Canto do Vento nos Ciprestes
(‘Het lied van de wind in de cipressen)
Die
zomer verwaaide de wind de velden en de boten
voeren
rumoerig over de golven. De mateloze schoonheid
van
de kinderen versplinterde de spiegels; en de meisjes
die
hun ouders betrapten werden wild
in
de gangen en liepen evenzeer verloren
in
de wellust van de dagen. In de eeuwenoude bomen
barstte
fruit open dat de geschulpte handen rood kleurde
en
naar de mond gleed met de haast van de verboden
namen.
De zon schroeide de bladzijden uit het boek
dat
stilviel door het geweld van een gedicht en draaide
de
hoeken om van het enige portret dat de lijst van de tijd
had
weerstaan. ‘s Nachts doken de jongens in de baai
achter
de sterren aan; en de minnaars ontvluchtten
hun
benauwde kamers, bedreven de liefde
in
de koele duinen en ontwaakten op elkaars
stemmen.
Ik weet niet meer wat ik en wat jij zei:
de
zomer verwart de gevoelens.
***
Uit
de bundel Nenhum Nome Depois (‘Geen
naam meer’)
Ik
ken de aswolk die de oceaan
vertroebelt,
de schaduw die mijn
lege hand vervormt. De landschappen
die
zich ooit tussen ons in hebben
geschoven,
voorgoed in slaap. Ik voel
de
pijn op de herinnering liggen
aan
jouw lichaam in het bed dat
open
is gebleven als een wond. En
zonder
reden herhaal ik voortdurend
met
mijn vermoeide lippen die naam
die
ik nog altijd bij haast alles mis.
***
Vogels
die trekken in hun herinnering aan
de
wind zijn triest, en triest zijn hun ogen die
blijven
steken in de smalle opening van een
put.
En ik ben triest omdat ik niet weet
welke
naam de dood je gaf toen hij
je
gisteren in zijn bed legde en zijn
ijzig
koude adem in je haren blies,
en
je in het donker wiegde met een
glazen
lied waarin vogels verliefd
werden
op hun eigen schaduw
en,
tevergeefs zichzelf zoekend in het
troebele
water van een put, niet wisten
dat
ze slechts langzaam, heel langzaam
wegzakten
in hun herinnering aan de wind.
vertaling © Harrie Lemmens
______________________________
© Maria
do Rosário Pedreira (Lissabon 1959) is vooral bekend als grande dame van de
Portugese uitgeverswereld, waar ze sinds 1987 diverse functies heeft bekleed.
Momenteel geeft ze mede leiding aan het grootste Portugese boekenconcern Leya.
Ooit studeerde ze Engels en Frans en gaf ze les op een middelbare school, en ze
begon ook al vroeg kinder- en jeugdboeken, gedichten en romans te schrijven. En
liedteksten, onder andere voor de fadozangeres Ana Moura.
Illustratie:
Henrique Pousão, ‘Blinden’ (1883).