MARIA DO ROSÁRIO PEDREIRA - GEDICHTEN



Uit de bundel A Casa e o Cheiro dos Livros (‘Het huis en de geur van de boeken’)


Ze gingen in het zand zitten en deden hun schoenen uit.
Daarna telden ze op hun vingers de boten
die ontbraken tot de zomer begon.

Geen van beiden zei iets. Ze hadden samen een paar nachten
doorgebracht in een kamer zonder uitzicht. En ook al
dachten ze het tegendeel, ze wisten niet veel meer
van elkaar dan dat.

Ze zaten daar om te zien of er iets gebeurde.

In de zomer,
dat wisten ze, zou iemand hen komen halen.

         ***


Niets tussen ons kun je haast noemen.
Op die manier kennen we elkaar, trage aandacht
heeft zijn eigen doolhoven ontworpen. Het aanraken
van de huid gebeurt altijd voor de eerste keer. Maar

als de deur naar de zomer opengaat zien we dezelfde dingen –
wat achter de vlakte en de rotsen ligt; het eiland,
een schaapskudde, een boot die wacht op uitvaren, een woord
dat we nooit zullen schrijven. Tussen ons

tekent de tijd zich op die manier, traag.
De kleinste afwijking zouden we altijd merken.

         ***


Zeven jaren van onzekerheid wachten mij. De dikke kat
buiten op de muur zit daar slechts tijdelijk. Jij echter
blijft nog, een boek dat werd weggelegd op het hoogtepunt
van de plot, voorgoed opengeslagen op het bed. Ik

ga bij het raam zitten waar ooit een vijgenboom stond.
En daar blijf ik. Waarschijnlijk wacht ik op jouw stem in de lange
stilte in de slaapkamers ’s avonds. En ook ik val in slaap,
als er niet de herinnering aan het oorverdovende lawaai
van de spiegels was, die door het huis uiteenspatten in duizend
onzekere scherven. Zeven jaren

om een verhaal te herlezen dat je door en door kent, of
een blanco boek tot het einde door te bladeren. De kat
is al weg. Ik zeg dat hij net als jij een ander bed
kiest om de maan te tarten. Ik niet, ik     ik blijf.

         ***



Uit de bundel O Canto do Vento nos Ciprestes (‘Het lied van de wind in de cipressen)


Die zomer verwaaide de wind de velden en de boten
voeren rumoerig over de golven. De mateloze schoonheid
van de kinderen versplinterde de spiegels; en de meisjes
die hun ouders betrapten werden wild
in de gangen en liepen evenzeer verloren
in de wellust van de dagen. In de eeuwenoude bomen

barstte fruit open dat de geschulpte handen rood kleurde
en naar de mond gleed met de haast van de verboden
namen. De zon schroeide de bladzijden uit het boek
dat stilviel door het geweld van een gedicht en draaide
de hoeken om van het enige portret dat de lijst van de tijd
had weerstaan. ‘s Nachts doken de jongens in de baai

achter de sterren aan; en de minnaars ontvluchtten
hun benauwde kamers, bedreven de liefde
in de koele duinen en ontwaakten op elkaars
stemmen. Ik weet niet meer wat ik en wat jij zei:

de zomer verwart de gevoelens.

         ***


Uit de bundel Nenhum Nome Depois (‘Geen naam meer’)


Ik ken de aswolk die de oceaan
vertroebelt, de schaduw die mijn
lege hand vervormt. De landschappen
die zich ooit tussen ons in hebben
geschoven, voorgoed in slaap. Ik voel

de pijn op de herinnering liggen
aan jouw lichaam in het bed dat
open is gebleven als een wond. En
zonder reden herhaal ik voortdurend
met mijn vermoeide lippen die naam
die ik nog altijd bij haast alles mis.

         ***


Vogels die trekken in hun herinnering aan
de wind zijn triest, en triest zijn hun ogen die
blijven steken in de smalle opening van een
put. En ik ben triest omdat ik niet weet

welke naam de dood je gaf toen hij
je gisteren in zijn bed legde en zijn
ijzig koude adem in je haren blies,

en je in het donker wiegde met een
glazen lied waarin vogels verliefd
werden op hun eigen schaduw

en, tevergeefs zichzelf zoekend in het
troebele water van een put, niet wisten
dat ze slechts langzaam, heel langzaam
wegzakten in hun herinnering aan de wind.


vertaling © Harrie Lemmens
______________________________
© Maria do Rosário Pedreira (Lissabon 1959) is vooral bekend als grande dame van de Portugese uitgeverswereld, waar ze sinds 1987 diverse functies heeft bekleed. Momenteel geeft ze mede leiding aan het grootste Portugese boekenconcern Leya. Ooit studeerde ze Engels en Frans en gaf ze les op een middelbare school, en ze begon ook al vroeg kinder- en jeugdboeken, gedichten en romans te schrijven. En liedteksten, onder andere voor de fadozangeres Ana Moura.

Illustratie: Henrique Pousão, ‘Blinden’ (1883).