W.B. YEATS - DRIE GEDICHTEN

Yeatsgedenksteen op zijn voormalige begraafplaats in Roquebrune-Cap-Martin



Vertaald door Paul Claes

De Ierse protestant W.B. Yeats, geboren in 1865, studeert kunstgeschiedenis in Londen en besluit zijn leven aan de literatuur te wijden. Voor zijn toneel en poëzie put hij uit de Keltische erfenis. Later verliest hij zich in astrologie en theosofie. Zijn verzen munten uit door muzikaliteit en spankracht. In 1923 krijgt hij de Nobelprijs. Hij sterft in 1939 in het Zuid-Franse Cap Martin, maar zijn lichaam rust bij Sligo, onder de Ben Bulben.


the four ages of man

He with body waged a fight,
But body won; it walks upright.

Then he struggled with the heart;
Innocence and peace depart.

Then he struggled with the mind;
His proud heart he left behind.

Now his wars on God begin;
At stroke of midnight God shall win.


de vier levenstijdperken

Hij wilde met het lichaam vechten,
Het won en kan de rug nu rechten.

Toen heeft hij met zijn hart gestreden;
Weg was de onschuld en de vrede.

Hij trok tegen zijn geest ten strijde;
Zijn trotse hart stond hem terzijde.

Nu gaat de kamp met God beginnen:
Om middernacht zal God hem winnen.

***

the second coming

Turning and turning in the widening gyre
The falcon cannot hear the falconer;
Things falls apart; the centre cannot hold;
Mere anarchy is loosed upon the world,
The blood-dimmed tide is loosed, and everywhere
The ceremony of innocence is drowned;
The best lack all conviction, while the worst
Are full of passionate intensity.

Surely some revelation is at hand;
Surely the Second Coming is at hand.
The Second Coming! Hardly are those words out
When a vast image out of Spiritus Mundi
Troubles my sight: somewhere in sands of the desert
A shape with lion body and the head of a man,
A gaze blank and pitiless as the sun,
Is moving its slow thighs, while all about it
Reel shadows of the indignant desert birds.
The darkness drops again; but now I know
That twenty centuries of stony sleep
Were vexed to nightmare by a rocking cradle,
And what rough beast, its hour come round at last,
Slouches towards Bethlehem to be born?


de wederkomst

Draaiend in de steeds wijdere spiraal
Hoort deze valk de valkenier niet meer;
Alles valt uit elkaar; de kern begeeft het;
Wanorde barst over de wereld los,
Een bloeddonkere stormvloed overspoelt
Alom de ceremonie van de onschuld;
De besten missen elk geloof, de slechtsten
Zijn met hartstochtelijke kracht bezield.

Jawel, een openbaring is in aantocht;
Jawel, de Wederkomst is nu in aantocht.
De Wederkomst! Het woord is pas gevallen
Of een immens beeld uit de Wereldgeest  
Verwart mijn blik: door het woestijnzand waart
Een gestalte met leeuwenlijf en manshoofd
Die onmeedogend starend als de zon
Zijn dijen traag beweegt, terwijl rondom
Gedaanten van verstoorde vogels warrelen.
Weer valt de duisternis, maar ik weet nu
Dat twintig eeuwen van versteende slaap
Gewiegd ontaard zijn tot een nachtmerrie.
Welk woest beest, dat zijn uur gekomen weet,
Sleept zich naar Bethlehem voor zijn geboorte? 

***

the scholars

Bald heads forgetful of their sins,
Old, learned, respectable bald heads
Edit and annotate the lines
That young men, tossing on their beds,
Rhymed out in love’s despair
To flatter beauty’s ignorant ear.

All shuffle there; all cough in ink;
All wear the carpet with their shoes;
All think what other people think;
All know the man their neighbor knows.
Lord, what would they say
Did their Catullus walk that way?


de filologen

Kaalkoppen, hooggeleerde heren,
Die hun jeugdzonden zijn vergeten,
Bezorgen en analyseren
Verzen die slapeloze poëten
Hebben berijmd in pril verdriet
Omdat hun lief hen zitten liet.

Ze kuchen allemaal in inkt,
Ze sloffen tot het vloerkleed slijt,
Ze denken wat hun buurman denkt,
Ze zien de man die een ander ziet.
O Heer, wat ging er door hen heen
Als hun Catullus plots verscheen?

Yeats' graf bij Sligo