vertaald door Rob Schouten
uit: Hommage to Mistress Bradstreet
34
Op ijzeren staven wentel ik de lijken
boven het vuur al heen en weer; ze branden;
brokjes vallen. Heb ík ze soms
gedood? Vrouwen nemen me werk uit handen.
– Dromen! jullie zijn mooi – Nee, stom en gestaald
worden verdorvenen verdreven, goeden onthaald.
Op ’t groene stukje zijn wij vrij.
God wacht op ons Hellebestrijders (maar niet op mij).
35
Ik zelf voel niet dat God wacht. Die is al
richting leuker bestaan gevlucht, gevlogen.
De zaterdagse redding
blijft uit. Wellicht zijn we volstrekt
alleen. Ik man van smarten en chagrijn
wil vriendje met me zijn. Het bruine jak jaapt,
onder het bleke vlees gaapt
een wond, Tijd steekt jouw hart op voor m’n ogen.
uit: Dreamsongs
1
Humeurige Henry verstopte de dag,
ontroostbare Henry pruilde.
Ik snap ’m wel – iets over willen brengen.
De gedachte dat zij dachten
dat ze het konden maakte Henry woest, van slag.
Maar zeg dan liever wat, niet dat verschuilen.
De wereld net een wollen minnaar
ooit zachtjes tegen Henry koerend.
Tot er iemand verdween.
Daarna ging niets meer zoals kon of moest.
Ik snap niet hoe, maar loerend
om alles goed te zien, kwam Henry er doorheen.
Wat hij nu heeft te zeggen is één lang
raadsel: wat is er in de wereld aan de hand?
Eens zat ik lekker in die es
helemaal bovenin en zong.
Hard schuurt de woeste zee het land
en leeg raakt ieder nest.
14
Leven, vrienden, verveelt. Zie je verkeerd
immers de zon straalt en de zee smacht,
wijzelf stralen en smachten,
daar komt nog bij dat moeder toen ik klein was zei
(en meer dan eens) ‘Wie zegt dat-ie zich zo
verveelt ontbeert
een Innerlijke Bron.’ Nou: ik ontbeer
een innerlijke bron want ik verveel me dood.
Mensen vervelen me,
literatuur verveelt me, vooral grote,
Henry verveelt me, z’n ‘ja doe ik’, ‘zeker’
net zo stierlijk als Achilles
die mensenvriend met z’n heldengedoe, stomvervelend.
De kalme heuvels, gin, allemaal saai gelispel
op een of andere manier
is er een hond met staart en al een eind
de bergen ingehold, de zee, de hemel
met achterlating van: mij, kwispel.
239
Ben ik een goed mens? Ben ik slecht?
– Moeilijk te zeggen, broeder Jones, vast allebei
zoals meestal.
– Echt doelgericht kwaad zie je niet een twee drie.
Maar verder? Is er ruimte voor verbolgenheid,
met alle ingewikkeldheid en al?
Weg ging ze, en geen woord, naar Ecuador.
Graag had ik een en ander nader met haar doorgenomen
al die verschrikkelijke nachten.
Ze was Henry te wijs af, junior
of vrouw. Ze bracht me Sanka, zware pillen
die niks verlichting brachten.
Daaglijks verdubbeld door de dokter. Ben ik slecht...?
Ik denk aan al die vuren en verwarring
of hoe ik naar een plek verlang
in ’t niets voor volstrekt ingestorte Henry!
Zie hoe ik in m’n eentje zinloos bekvecht
weg van haar ogen en haar zang.
__________________
John
Berryman (1914-1972), Amerikaans dichter. Doorbraak met Hommage to Mistress Bradstreet (1956). Pullitzerprijs voor 77 Dream Songs (1964). Zijn
uiteindelijke verzameling Dream Songs
bestaat uit 385 gedichten; ze zijn ontsproten aan het brein van een zekere ‘Henry
Bones’.
Berryman
sprong op een koude januari-ochtend in 1972 van een brug over de Mississippi.