BENNO BARNARD - MIJN GEDICHTENSCHRIFT 2 - SABA

La capra


Ho parlato a una capra.
Era sola sul prato, era legata.
Sazia d’erba, bagnata
dalla pioggia, belava.

Quell’uguale belato era fraterno
al mio dolore. Ed io risposi, prima
per celia, poi perchè il dolore è eterno,
ha una voce e non varia.
Questa voce sentiva
gemere in una capra solitaria.

In una capra dal viso semita
sentiva querelarsi ogni altro male,
ogni altra vita.


Umberto Saba
Uit: Trieste et autres poèmes (Editions l’Age d’Homme, 1982)

 

De geit


Ik heb met een geit staan praten.
Alleen in haar wei, getuierd,
verzadigd van gras, druipend
van de regen. Ze blaatte.

Dat blaten klonk in zijn eentonigheid
zo zusterlijk verdrietig. En ik antwoordde
voor de grap. Maar verdriet is van altijd,
heeft één stem en kent geen variëteit.
Die stem heb ik kunnen horen
in de klacht van een eenzame geit.

In een geit met een joods profiel
hoorde ik alle denkbare pijn,
iedere levende ziel.


Vertaling B.B. Uit: Umberto Saba, Voor de vogels en een vriend, Poëzie, proza & brieven (Atlas, 2006)


Umberto Saba werd in 1883 geboren in het ‘burgerlijke Triëst’, de grootste haven van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie, een stad die hij diep beminde en waar hij zijn hele leven zou doorbrengen.
Omstreeks 1900 telde Triëst – tegenwoordig het grootste bejaardentehuis van Italië – 180.000 inwoners, onder wie 25.000 Slovenen, 9000 Duitsers en een mengelmoesje van andere nationaliteiten. Maar deze cijfers drukken onvoldoende uit dat Triëst precies daar ligt waar drie grote cultuurgebieden samenkomen: Romaans, Germaans en Slavisch Europa.
De beroemdste zoon van Triëst is Italo Svevo, evenals Saba een zogenaamde irredentist, dat wil zeggen iemand die een voorstander was van aansluiting bij Italië. Het Oostenrijkse gezag arresteerde regelmatig irredentisten, gewoonlijk omdat ze illegaal drukwerk verspreidden. Uit een eenvoudige vergelijking blijkt hoe mild de Belgische overheid met de Vlaamse separatisten omgaat, die mogen drukken wat ze willen en gewoon aan de verkiezingen kunnen deelnemen. Overigens waren Svevo en Saba veel te druk met zichzelf bezig om activist te worden.
Italo Svevo (de ‘Italiaanse Zwaab’) heette eigenlijk Ettore Schmitz en was van Duits-joodse afkomst; Saba had een joodse moeder, die tot de eerste generatie van haar familie behoorde die buiten het getto woonde. Omstreeks 1900 hadden veel joden een zekere materiële welstand bereikt, en op incidentele gevallen na was er geen sprake van antisemitisme. Tot de Duitse bezetting in 1943 werden de joden ook onder de rassenwetten van Mussolini meestal met rust gelaten.
In geestelijk opzicht was het joodse Triëst vergelijkbaar met het joodse Wenen, de voedingsbodem van Freud: een gemeenschap in ontbinding, half geassimileerd, nog weifelend tussen sjoel en secularisatie, etend uit de vleespotten bij het licht van de menora, verlangend naar de toekomst en al bij voorbaat nostalgisch terugblikkend. In deze biotoop wortelde de creativiteit van de ‘apostel van het niets’ Italo Svevo en van de ongeneeslijke melancholicus Saba, hieruit zoog ze haar twijfelzucht, weltschmerz en zelfspot op.
Evenals Svevo heeft Saba diverse malen een psychoanalytische behandeling ondergaan, de eerste keer in 1929: hun psychiater had bij Freud gestudeerd en de psychoanalyse naar Triëst gebracht, dat toen net bezig was in een kliniek voor zenuwlijders te veranderen. De freudiaanse hocuspocus toverde Saba op de sofa naar zijn kindertijd terug – hij leed namelijk aan een ontwikkelingsstoornis, die zich in regressieve verlangens naar zijn Sloveense voedster uitte, hij was vermoedelijk biseksueel (hij beschrijft zijn seksuele initiatie in de novelle Ernesto), en iedere viespeuk kan natuurlijk ook van die geit nog een lustobject maken.
De leer van Freud – een van de betere romanschrijvers uit de vorige eeuw – heeft voor een zenuwpatiënt ongeveer evenveel nut als een verrekijker voor een filatelist. Later zou Saba verklaren dat Freud weliswaar over een ‘geniale intuïtie’ beschikte, maar dat zijn geneeswijze ‘ontoereikend’ was. De enige therapie waar hij werkelijk baat bij zou hebben, was de poëzie, de oudste methode waarover de mensheid beschikt om haar demonen te bezweren; en ook de beste, aangezien alleen het irrationele in staat is het irrationele te bezweren.
Saba’s werk is dan ook schaamteloos autobiografisch. Zichzelf noemde hij ‘de helderste dichter ter wereld’. Van het modernisme trok hij zich niets aan; dichters als Montale vond hij bovenal abstruus en onbegrijpelijk. En toch is Saba een belangrijk dichter, misschien omdat zijn oeuvre niet alleen over hemzelf gaat, maar tegelijkertijd veel meer is, een treurzang over Triëst, een elegie over Europa en een klaaglied over de condition humaine. Vijftig jaar na zijn dood (hij overleed in 1957) is zijn reputatie in elk geval veel groter dan tijdens zijn leven.
Wat het gedicht ‘La Capra’ betreft nog het volgende: niets vat de vorige eeuw beter samen dan het rijm van vita op semita.

___________
Benno Barnard publiceerde zojuist Dagboek van een landjonker (uitg. Atlas Contact).