INEKE HOLZHAUS - GEDICHTEN


Voor J.


Over de levenden zouden we het hebben;

hoe euforie je verdriet overmeesterde toen
haar adem in jouw omhelzing was verdwenen;
dat het goed is gegaan, dat ze niet heeft geleden –

nadat je de vrouwen die haar omringden
omarmd hebt vanwege hun nachtdonkere
handen en het lege bed is weggeruimd –

waaraan ontspringt dan deze ronde energie
dit onbeschaamd boven de grond zweven,
wie strooit het hoera op weg naar je einde?

Jij heft je eigenwijze kop - er is van alles
te doen, lefgozer met je verdwenen spuuglok
met je riem om je broek of je achttien bent

in plaats van tachtig, je struint door de wereld
gretig naar vrouwenborsten, levende dijen
heupen en het liefst bij allemaal in bed.




De ander


1

Ben ik al de geruisloze vrouw die ik zag
en profil op het boven zee hangend terras –
uit haar hand viel zoet water op droogte

in terracotta potten zo tergend langzaam
als de verhalen van haar man die partizaan
was over zijn geweldige heldendaden –

aan zijn blote voeten bewonderaars van
een volgende generatie die hij niet verwekte

sta ik met mijn rug naar de man of de zee?

het gezang bij de accordeon stroomde over
in de tuinslang, haar onderarm vol stralend
dons dat hij niet zag tegen de zon in –


2

Of val ik in het profiel van de kleine tuimel-
vrouw als een stramme pop in het kinderspel
van huisje, boompje, kippetjes op het erf –

ze scharrelt langs de weg in haar fluorescerend
uitverkoopjack om mij en landbouwtractoren
te alarmeren dat ze met haar hond

daags achter massieve brillenglazen omgaat –
of kiest de hond hun route? Ik til haar aan
het houten knopje op zodat ik in de mal pas.




*

Neem me bij u tussen uw schoften
naast de koninklijk gehoornde

laat me ochtendlijk herkauwen –
in mijn hoeven weten hoe warm
de dag op hol slaat de hitte in

richting dal gaan zoals we zee moeten
zien over lager land dan jezelf

in een stofsluier doorsneden door kraaien
om een geknevelde boom

voetsporen naar hetzelfde dal
elke dag anders het ontwakend licht
maak ik dit mijn geboortegrond

er is niet meer, stadbewoner
dan het opgerolde gras voor de winter

hou niet te lang uw adem in
als u uw luchttorens bouwt van geld

men voert hier korte gesprekken
warm hè, ja warm.




Klimop


Een laatste windvlaag in de vlier – wij
doen ons best, laten wiegende bessen

aan de vogels, stuifmeel aan de bijen
tegen hun verschrikkelijk verdwijnen.

In de boomgaard overhuift een tak zijn
schaduw, in de slapeloosheid dreigt
het zwart waaruit je niet ontwaakt –

pas dan op voor de bonte klimop, gemene
hedera van eeuwig durende trouw –

hij klampt zich losjes vast, bemantelt
muren, vreet zich door het dak de kamer in
waar hij ons wijndrinkend vindt en keelt.



___________
Ineke Holzhaus schrijft toneel, hoorspel, verhalen en poëzie. Meest recent Waar je was, gedichten en Meisje in het blauw, verhalen bij AzulPress. Volgend jaar verschijnt Bovengronds, gedichten.