JAN LAUWEREYNS - NIEUWE GEDICHTEN


Levenszout van Okinawa


We trachtten je te houden zoals je was
in de oceaan. Een heuvelachtig eiland rees
uit gezegend blauw.

Onze wereld was klein en ver weg
in de dansende schaduwen.

We verzamelden alle zeewater
en je vormde je vanzelf met de rijkste mineralen
toen alle water eindelijk vervloog.
De waterklok droop.

De zon bestudeerde je tijdvlekken.

Omdat we trachtten je te houden zoals je was
in de oceaan, veranderde je in iets helemaal anders
dan wat de mensen kenden.

Het is juist omdat we je elke dag gebruiken
dat het hart een vaste maat blijft kloppen.




Het temmen


Voor rijst gebeurde het in China,
een zevental millennia geleden.
De dichter zegt: ‘in Middelaarde, toen
de tijd nog niet bestond’. De wetenschapper
maakt koeken en knabbelt.

De afstand vergroot in de vertaling van de ene
algemeenheid naar de andere.

Lege spelletjes, dacht ze, energie uit fotosynthese,
altijd hetzelfde liedje, een extra laag
maar niets dat blijft hangen.

Tan telt niet. Ook Guo-Ping niet.

Glo-Ping?

Ben je grapjes aan het maken?
Want grappig is het niet. Als je zo
blijft doorgaan...

(Hij snapte het.)
(Zowel de dichter als de wetenschapper.)

Tarwe en gerst suggereren: zachtjesaan.




Automorf


Tot de dag ervoor kende
de maagd, een wiskundige, het axioma
van zijn zelfmoord nog niet.

‘Misschien is er iemand’, vermoedde het briefje
dat hij achterliet op zijn werktafel.

Zij moest ook gaan, een cliché,
om hem te vervoegen.

Een krakkemikkige houten constructie,
zonnewind.

‘O, was ik daarbij toen?’

Zijn blauwgroen pak had een vreemde
metalige schijn.




Zeer persoonlijke muggen en hun tijd


Het gieren van golven,
de versterkte luchtstroom.

‘Iets coronaals, dat je net hebt gehoord
als je het hoorde.’

Ze verscheen als een kleine zwarte stip
die zich traag maar zeker over de
zonneschijf voortbewoog.

De gedachte liet zich weer denken
dat automorfe functies toch wel
noodzakelijk waren.

‘Het kan zijn dat er iemand is.’
Aldus het nagelaten bloed.

Hebben we bewijs van spijt?

(Rommelige ingewikkelde grafieken.)
(Niets nieuws vergeleken bij vorig jaar.)




Tijger


In een wereld
van goud,

dit askleurige
vloeiend
water,

daarvan
drinken,

(natuurlijk!)

een tijger.




Fragmenten galopperen


Het labyrint, aandacht,
is niets dan een weg om het lichaam
van dit woord naar het volgende te voeren.

Hoe de hiel zich licht!
Hoe de enkel scharniert!

Das Fragment an sich, da capo con malinconia.

Askleurig stromend
laat de rivier dwars door goud
de tijger drinken.

Muze, vernietig ons integraal.
Handen, krabbelen maar.

The flight to Seoul [uitgesproken als ziel]
is now ready for boarding.

Lippen, doe jullie ding.

______________________________
 Jan Lauwereyns (1969) is dichter, schrijver, essayist en wetenschapper. Hij publiceerde wetenschappelijke artikelen in tijdschriften als Nature, Neuron en Trends in Cognitive Sciences, en de monografieën The Anatomy of Bias en Brain and the Gaze bij The MIT Press. Als schrijver verwierf hij bekendheid met de roman Monkey business, het essay Splash en de dichtbundel Hemelsblauw (bekroond met de VSB Poëzieprijs). Zijn recente poëziebundel is De willekeur (2012).