CLARICE LISPECTOR - KRONIEKEN



KRONIEKEN
uit
DE ONTDEKKING VAN DE WERELD
gekozen en uit het Portugees vertaald door Harrie Lemmens

1967

19 augustus
stoute kinderen

Nee. Ik kan en mag niet denken aan de scène die ik me heb voorgesteld en die echt is. Zoontje heeft ’s nachts buikpijn van de honger en zegt tegen zijn moeder: mama, ik heb honger. Zij antwoordt zachtjes: ga slapen. Hij zegt: maar ik heb honger. Zij dringt aan: ga slapen. Hij zegt: ik kan niet slapen, ik heb honger. Zij herhaalt boos: ga slapen. Hij blijft aandringen. Zij snauwt met pijn in het hart: doe niet zo stout, ga slapen! Dan zwijgen ze beiden roerloos in het donker. Zou hij slapen, denkt zij klaarwakker. En hij is te bang om te klagen. Beiden liggen wakker in de don­kere nacht. Tot ze alle twee van vermoeidheid en verdriet wegsluimeren in het nest van de berusting. En ik kan niet tegen berusting. Ach, hoe verslind ik hongerig en gretig het verzet.


de verrassing

In de spiegel kijken en gefascineerd zeggen: Wat ben ik toch mysterieus. Zo sierlijk en sterk. En de lijn van mijn lippen heeft haar onschuld behouden. Er is geen man of vrouw die niet ooit terloops in de spiegel heeft gekeken en zich toen niet verbaasde over zichzelf. Gedurende een fractie van een seconde zie je jezelf als een object dat bekeken wordt. Dat heet waarschijnlijk narcisme, maar ik zou het bestaansvreugde willen noemen. Vreugde omdat je in de uiterlijke gedaante de echo’s terugvindt van je innerlijke gestalte: aha, het klopt dus, ik heb mezelf niet verzonnen maar ik besta echt.


doen alsof je denkt

De kunst van het risicoloze denken. Als het denken niet de weg van de emotie zou inslaan, zou het al lang geboekstaafd zijn als een van de manieren om je te vermaken. Je vrienden uitnodigen om een spelletje denken te doen gaat niet, omdat denken zo serieus wordt genomen. Je kunt ze het beste gewoon uitnodigen en dan zogenaamd stomtoevallig samen denken achter het masker van de woorden.
            Dat als het niet meer dan een spelletje blijft. Om echt diep na te denken – de hoogste graad van deze hobby – moet je alleen zijn. Want jezelf aan denken overgeven is een heftige emotie, en je hebt alleen de moed om in het bijzijn van een ‘ander’ te denken als het vertrouwen zo groot is dat je er niet voor terugschrikt om zo nodig het woord ‘ander’ te gebruiken. Bovendien wordt er veel geëist van iemand die bij je is als je aan het denken bent: hij moet over een groot hart en veel liefde beschikken, en zichzelf ook ooit hebben overgegeven aan het denken. Van iemand die woorden en stiltes beluistert wordt evenveel geëist als je van hem zou eisen wanneer het om voelen gaat. Of nee, dat is niet waar. Bij voelen ligt de lat hoger.
            Oké, maar denken als vermaak ligt door het ontbreken van risico’s binnen ieders bereik. Nou ja, enig risico kleeft er natuurlijk wel aan. Je hart kan na afloop bedrukt worden. Maar in het algemeen bestaat er geen enkel gevaar als je de nodige intuïtieve voorzorgsmaatregelen neemt.
            Als hobby heeft denken het voordeel dat je het bij uitstek overal en altijd kunt doen. Hoewel het in het luchtledige volgens mij nog het beste gaat. Bepaalde uren ’s middags bijvoorbeeld, wanneer het huis vol licht is maar door dat licht leeg lijkt, terwijl de hele stad trilt van arbeidsvlijt en alleen jijzelf thuis werkt zonder dat iemand het weet – de uren waarop je waardigheid hersteld zou worden als je een verstelbedrijf of een naaiatelier zou hebben – in die uren denk je. Als volgt: je begint gewoon waar je gebleven bent, zelfs al is het geen middag; alleen ’s nachts kun je er beter niet aan beginnen.
            Zo was ik bijvoorbeeld in de tijd dat we de was nog buitenshuis lieten doen een keer de lijst aan het opstellen. Misschien uit de gewoonte om titels te gebruiken, of omdat het schrift nieuw was en ik daar ineens zin in had, net als vroeger op school, schreef ik: lijst van... En precies op dat moment stak de lust om niet serieus te zijn de kop op. Dat is het eerste teken van de animus brincandi inzake denken als hobby. En ik schreef heel slim: lijst van gevoelens. Wat ik daarmee bedoelde zou ik later wel uitzoeken – een ander teken dat je op de goede weg bent is niet overstuur raken als je het niet begrijpt; je houding moet er een zijn van: ik verlies niets met wachten, ik verlies niets als ik het niet begrijp.
            En dus begon ik een lijstje op te stellen van gevoelens waarvan ik de naam niet ken. Als ik, heel lief, een cadeautje krijg van iemand die ik niet mag – hoe heet wat ik dan voel? Of het heimwee dat je hebt naar iemand van wie je niet meer houdt, dat verdriet en die wrok – hoe noem je die? Of ergens mee bezig zijn en ineens ophouden omdat je gegrepen wordt door een heerlijk, verfrissend nietsdoen, alsof het lichtschijnsel van een wonder is binnengevallen in de kamer: hoe noem je dat gevoel?
            Maar let wel. Soms begin je voor de grap te denken en ineens gaat het speelgoed met jou aan de haal. Dat is niet goed. Hooguit vruchtbaar.


26 augustus
zoveel moeite