HANS VERSFELT - KLEIN PORTFOLIO

Schilder en plein air - een kleine keuze

Tankstation, 40 x 25 cm, olieverf op doek

Straat naar zee in Pacific Grove, 40 x 30 cm, olieverf op doek

Koeien aan de waterkant, 30 x 25 cm, olieverf op doek

Zeeschip in haven, 35 x 25 cm, olieverf op paneel

Schaduwen op besneeuwde akker, 35 x 25 cm, olieverf op doek

Sint Nicolaaskerk, Amsterdam, 40 x 25 cm, olieverf op doek

Moerdijk met ondergaande zon, 25 x 23 cm, olieverf

Koeien onder de bomen, 35 x 25 cm, olieverf op doek

Hollands Diep met knotwilgen en kraan, 40 x 35 cm, olieverf op paneel

Haarlem op regenachtige dag, 25 x 35 cm, olieverf op doek

Amsterdam in ochtendlicht, 35 x 25 cm, olieverf op paneel

Vlaggen aan de Hofvijver, tegenlicht, 40 x 30 cm, olieverf op paneel

Meeuwen op steiger, in de mist, olieverf op paneel



Brugwachtershuisje en auto's, 40 x 25 cm, olieverf op doek

Koeien bij bomenrij, 40 x 20 cm, olieverf op doek

Hondsrug met wolken, 40 x 30 cm, olieverf op paneel

Huis met naderend wolkenveld, 40 x 25 cm, olieverf op paneel

______________________________
      Hans Versfelt (1968) werkt vooral en plein air, in elk geval altijd direct naar de aanschouwing. Voor meer werk en meer gegevens zie www.hansversfelt.nl en http://hansversfelt.wordpress.com/

PAUL MEEUWS - TELEVISIE

ter nagedachtenis aan mijn vader


BEZOEK

Wie keek ooit geboeider naar de sneeuw?
Eindeloos gedwarrel vult het scherm,
beeldbuis van uw geheugen,
zendtijd van de dood.

Waarnaar is uw brein op zoek
dat het zo naarstig in zijn snippers roert
dat zelfs uw dode broer en uw bezoek
tezamen poederen tot één persoon?

O eindeloze winter achter glas
waarin de lingomeisjes liggen ingesneeuwd
en ik u met mijn komst verras
zodra ik eventjes beweeg.


JOURNAAL

‘1944 laat zich somber aanzien.’

20.00 uur.
Hij is er nog, de tijd.
Dat stelt gerust.

Nog voor de gong slaat sust de wentelende wijzerplaat
of globe u – terwijl ik het geluid wat zachter zet – 
in slaap.

Voorzichtig schuif ik het oor van uw cacaokop van uw vinger.
Uw slappe hand glijdt in een stand waarin een pen niet zou misstaan.
Alsof u dromend schrijft.

Papiertekort, wie weet de angst dat iemand meeleest dwingt u
klein te schrijven. Maar de oorlog wordt niet minder groot.
De verte brandt en op uw hand de flakkering van de beschreven gloed.

Achter smalle uitroeptekens tracht
uw bange hart zich voor geleende krijgstaal te verschuilen,
struikelend over de scheidslijn tussen fout en goed.

Er staat zo’n zwenkend licht op u en uw gezin gericht,
krijtwit, nog zonder mij. Ik ben naoorlogs
ver van u vandaan en waan mij ongezien.

Maar het nieuws wrijft ons een nieuwe oorlog in,
ver weg, stel ik gerust, terwijl geschreeuw u wekt.
De presentator kijkt alsof hij in mijn ogen leest

wat u ooit schreef. Ik voel de woorden branden
in hun fijne schrift: stramien van lussen
die een zwaluw vliegt.

Wij zien hoe hoop eruitziet in het weerbericht ,
hoe zomers in een hogedrukgebied het blauw.
Geen groter luchtruim dan het kleine wit

waarover u gebogen zit. ‘Duitsche aanval op Polozk.’
 ‘In Wit-Roethenië een bende in de pan gehakt’.
De kinderen naar bed, de ramen afgeplakt.


ANDERE TIJDEN

We zien uw kinderjaren in zwart-wit.
Oud daglicht knippert als een uitgewreven oog.
Het heeft te lang geslapen
en haast zich door de straten van weleer.

Je kunt dat haasten zien.
Het licht slaat stappen over.
Het is niet eerlijk wat het met de mensen doet.

U neemt mij kwalijk dat ik erom lach,
dat koddige geren,
hoeden die alsmaar op en afgaan,
die knieval en dat rollen met de ogen
van meisjes met een slecht gebit. 

U wilt de televisie uit.
Verleden hoort  niet te bewegen.
Het hoort door de verhalen
als een kind in slaap gewiegd.

Natuurlijk doet het maar alsof.
Wij worden heimelijk bespied en leren
het al vroeg dat waarheid niet bestaat.

Of wel bestaat, maar zich
alleen maar openbaart in preken
en andere staaltjes godsgeloof.

U doet het sissen van zo’n oude gaslamp na.
Het withete bollen van het nieuwe kousje
is maar een kleine stap verwijderd
van de glazen peer die ons nu in een lichtkring zet.

Kijk, onze jongensgezichten nog,
verrukt van zoveel technische vooruitgang,
weerspiegeld door het raam!


LAAT OP DE AVOND 

(‘ Ik ben het meetsnoer van de daad’)

Iedereen te slapen gelegd.
De hulpstukken staan schots en scheef op de gang,
liggen ontluisterd op nachtkastjes,
of drijven in een theeglas, bijtend op water.

Want slaap behoeft alleen adem, desnoods de laatste,
al was het maar om het oor te bewerken van de nachtzuster,
rokend op haar kantoortje,
bellend met haar zoveelste vriendje.

De libido slaapt als een parkiet onder een handdoek
of is verlamd door een remmer tegen betasten.
Een enkeling vindt zijn duim terug.

Haast uitgestorven de huiskamer.
Er ligt nog een handwerkje, gemorste potaarde,
een ondersteboven gelezen krant en in de hoek
– uw bijna jongensprofiel ernaar geheven –
een televisie met porno.

Onbeschrijflijk wat u te zien krijgt.
Uw schroom legt beslag op mijn woorden.
Praktisch doof voor het opzwepend gehijg spelt u,
het alfabet trouw, de synoniemen van wat ooit,
even kies als belerend, een liefdesdaad heette.

Het klinkt als gefluister om hulp, een geprevelde bede.
Maar op wat of wie rekent u nog, nu elke komst u verrast?
Het meisje beluistert haar iPod
en God is al lang in u gevaren, heeft u gekraakt
als een uitgewoond pand, ramen en deuren opengezet,
alle spinsels geruimd.

U kijkt zoals een kind naar een ongeluk: liever niet.
Wat zo onthutst is, meer nog dan het slachtoffer,
dat het te zien is, die rare houding, die vreemde plek om te liggen.
Al valt hier geen dode.

Hoe diep ligt uw liefste verscholen.
Het geheugen kan er niet bij, zoekt soelaas
bij de zuster, maar begrijpt haar verkeerd als ze zegt:  
‘Moeten we niet eens naar bed?’
Want ook uit dit paaiende meervoud is de liefste verjaagd.

Het ferme toestoppen knelt als een omhelzing.
En nog voor de vraag of het licht uit moet, schiet
in haar zilveren lijstje net op tijd de verjaagde,
strijkt haar rok glad, fatsoeneert nog even haar haar.

______________________________
      Paul Meeuws (1947) publiceerde de verhalenbundels Badhuis in de sneeuw (1988) en Jonge modinettes (1994).

WITOLD GOMBROWICZ - UIT KRONOS

Uit het privé-dagboek Kronos 1940-1952

Onder de bijdragetitel ‘Rita Gombrowicz – beschouwing’ verscheen eerder op deze plaats de vertaling van haar inleiding tot Kronos, het in mei 2013 in het Pools verschenen privé-dagboek van Witold Gombrowicz (1904-1969). Daarin vertelt zij dat ze al kort na zijn dood samen met haar Poolse vriendin Maria Paczowska een zo goed mogelijke vertaling en ‘ontcijfering’ van deze handgeschreven notities vanuit het Pools naar het Frans heeft gemaakt.
Toen Gombrowicz eind 1939 in Argentinië aankwam, waar hij tot 1963 zou blijven, maakte hij korte maandelijkse notities die hij met romeinse cijfers van I tot XII nummerde. Aan het eind van elk jaar maakte hij korte samenvattingen over het afgelopen jaar. Die samenvattingen beperken zich tot zijn eigen leven, terwijl bij de afzonderlijke maanden wel degelijk ook de Wereldoorlog en de Argentijnse politiek (Peron) ter sprake komen.
Om een indruk te geven van Kronos en van de Argentijnse jaren tot Gombrowicz in 1953 zijn publieke Dagboek ging publiceren, vertaalde ik vanuit de Franse kopieën die Rita Gombrowicz me ter hand stelde de samenvattingen van de jaren 1940-1952. Alleen de opmerkingen tussen vierkante haken zijn van mij.
Paul Beers

1940
Dit jaar was het jaar van de ‘inwijding’. Ik dring door in Argentinië. Ik verlies mijn oude weerstand. Ik verander in bohémien.
In het begin – bang voor wat er zal gebeuren als de dollars op zijn. De warmte veroorzaakt zenuwtoestanden (de ruzie met Capdevila). Daarna regel ik de basis van mijn verblijf (of liever, dat gaat vanzelf).
Ik zoek werk – misschien handenarbeid. Ik droom van een goede kop koffie ‘s morgens…
Maar de druk van de oorlog houdt me overeind.
De betovering groeit… In het begin de wandelingen bij de haven, het Retiro… ik ontdek het gebied van de Corrientes.
Ik loop veel. Maar ik heb nog grote eisen – en ambities… Daarna pas ik me aan.
Periode van geremdheid [inhibitie], verbonden met de verblijfsvergunning. Maar daarna geef ik me volledig over aan mijn passie.
Eerste catastrofe en zeer moeilijke momenten van mijn verblijf in Argentinië.

1941
Eerste helft van het jaar – ziek, geremd, onzeker en angstig.
Gaandeweg kom ik er achter dat het niet zo erg is…
Ik ben nog altijd arm en ik zoek nog steeds werk.
Ik schrijf kleine artikelen.
De angst begint minder te worden.
Ontstaan van mijn vriendschap met Mastronardi.

In het tweede deel van het jaar neemt de activiteit toe.
Ik ga naar het park van het Retiro dat me betovert, en ook het centrum in. Ik hoor de klok slaan in de nacht…
Ik sluit vriendschap met Don Alfredo.
Waarschijnlijk ga ik met Pla een particulier tijdschrift (‘revista’) beginnen. Ik vermoei me in de wachtkamers van de kranten.
Aan het eind van het jaar schaken in Café Rex.

1942
Dit jaar is diffuus… Ik herinner het me niet goed.
Het belangrijkste was het schaken en Mastronardi. Ik denk dat ik vanwege het [seksuele] voorval in Mendoza [februari, ‘commissariaat’] opnieuw geremd ben. Het schaken leidt me af. Maar ik ben erg gefascineerd.
Ik breng veel tijd door met Don Alfredo. Ik leef tamelijk rustig, hoewel arm.

1943
Dit jaar – het (ondanks alles tamelijk plezierige) verblijf in Moron – moeilijk misschien maar diep en vol betovering.
Het jaar begint met de financiële catastrofe (ik verlies de geldelijke steun). Na een moeilijke periode een beetje evenwicht dankzij ‘Solidaridad’ [tijdschrift].
Ik heb geen jas. Ik slaap in Moron op de grond.
De eerste helft van het jaar absolute remming, misschien nog vanwege dat voorval en misschien ook vanwege de levensomstandigheden in Moron.
In de 2de helft, culminatie van de liefde… en iets als betovering… toestand van de zenuwen niet altijd goed.
Gezondheid tamelijk goed. Passie voor het schaken.


1944
Dit jaar begon met de ‘eindigende’ lente. Ze eindigt – beginnend bij de catastrofe. ‘Ligne d’ombre’ [naar The Shadow Line, Conrad]. Zonder het schaken was het een heel slecht jaar geweest.
Medewerker van ‘La Nación’.
In het 2de halfjaar voel ik me niet goed – en vertrek [naar Cordoba].
Financieel gezien wat beter dan vorig jaar [weer geldelijke ondersteuning van het Poolse gezantschap].

1945
Dit jaar was nogal moeilijk en middelmatig: doordrenkt van de ‘schaduwlijn’ [tussen jong en oud] die me in zekere zin intimideert en ontmoedigt.
Aan het eind van het jaar complete geremdheid.
Het is ook het eind van mijn vriendschap met [de broers] Vilela en Manem.
Financiën: op en neer, slecht. Gezondheid: niet kwaad.
Mager jaar, zonder aantrekkelijkheid.

1946
Dit jaar was eerder plezierig ondanks de financiële zorgen – vanwege de vertaling van ‘Ferdydurke’, en de groep die zich heeft gevormd.
De gesprekken in Rex. Maaltijden in Luxor en bij de [mede-vertalende] Cubanen. Literaire bohémien...
Ik ben ook aan [toneelstuk] ‘Het Huwelijk’ begonnen (erg onzeker over het resultaat). De Cubanen creëren een sterk erotische atmosfeer, maar ik concentreer me liever op de literatuur – vooral omdat ik een beetje beschaamd was.

1947
Dit jaar was beslissend. Publicatie van ‘Ferdy’. Ben gaan werken op de Banco Polaco (Nowinski).
Tussen maart en juli nogal wat narigheid, ziek. Afmattende massages – heel het verblijf in Salsipuedes ging naar de verdommenis.
Dit jaar stond in het teken van de Cubanen en de groep. Op erot. vlak eerder vermoeiend, heel minnetjes, bijna niets vanwege de ziekte. Voordat ik naar de Bank ging, overviel me de angst – activiteit, maar zonder resultaat.
Afwisselend jaar, maar moeilijk.

1948
Dit jaar is het jaar van de Bank en de publicatie van ‘El Casamiento’ [‘Het Huwelijk’].
Volhouden op de Bank dankzij de komst van Kwiatkowski en Iwaszkiewicz en ook dankzij mijn verplaatsing naar een ander vertrek.
De reacties op mijn toneelstuk in Polen waren zeer teleurstellend – tot X [oktober], toen Iwaszkiewicz als eerste het stuk een meesterwerk noemde. Daarna werden de reacties onder de Polen beter.
Aan het eind van het jaar begonnen de Argentijnen te reageren: eerder negatief. – Begonnen met ‘Trans-Atlantisch’, dat moeizaam vordert.
Sinds juli ben ik ziek: de lever – ik ben uitgeput en verzwakt.
Erot. ben ik eerder verlamd (daarna de ziekte). Enige activiteit in het 2de halfjaar.

1949
Na Mar del Plata voel ik me veel beter, maar het eczeem plaagt me. Ik heb last van mijn lever. Dieet.
Ik schreef ‘Transt-Atl.’ op de Banco. De activiteiten rond ‘Slub’ [Poolse titel van ‘Het Huwelijk’] nemen toe, vooral na de brief van Kuncewicz. Plan voor vertaling in het Frans.
Op de Bank tamelijk rustig met de collega’s.
In Rex de plezierige groep en grote vriendschap met Russo[vich].
Na een periode van ziekte toenemende activiteit en intensieve periodes.

1950
Dit jaar begon zeer slecht vanwege de gezondheid. Vrees voor een operatie. Voltooiing van ‘Trans-Atlantisch’ nadert. Aan het eind nieuw eczeem, en de oude verdwenen.
In het 2de halfjaar opent de komst van Rodzinska bepaalde perspectieven en ik knoop nieuwe betrekkingen aan. Het prestige van het stuk groeit.
Erot. tijdens dit jaar niets meer, alleen aan het eind tamelijk intensief en met goed resultaat.
Slecht jaar wat gezondheid betreft.

1951
Gezondheid: eczeem op het hoofd plaagt me steeds minder. In het 2de halfjaar de tanden (2 hebben een zieke wortel, 1 abces). Daarna grote verbetering van de ingewanden en de lever.
Literatuur: in het 2de halfjaar aanzienlijke vermeerdering van mijn prestige onder de Polen. Maar ik schrijf niets (alleen een schets voor een toneelstuk).
Werk: op de Bank doe ik bijna niets. Verveling.
Financiën: nogal slecht vanwege de devaluatie. Extra salaris.
Erot.: heel weinig, ik werd gehinderd door de gezondheid en de kiespijn.
Belangrijkste gebeurtenis: het verblijf van Rodzinski [blad beschadigd]. ‘Trans-A.’ [blad beschadigd]

1952
Gezondheid: niet kwaad. Eczeem verdwenen. Tanden slecht (2 gebroken).
Financiën: sommige maanden moeilijk. De situatie op de Bank steeds gecompliceerder.
Literatuur: Mijn prestige neemt flink toe onder de Polen (vooral na de polemieken met Straszewicz en Cioran). [Directeur] Nowinski maakt mijn literaire werk op de Bank onmogelijk, ik heb er trouwens geen zin in. Ik wacht op de verschijning van het boek. [De Poolse uitgeverij Kultura in Parijs heeft besloten ‘Het Huwelijk’ en ‘Trans-Atlantisch’ samen in één band uit te brengen.]
Erot.: dit jaar tamelijk intensief. In februari (Salsipuedes) en december het sterkst.
Algemeen: verveling, toenemende eenzaamheid, gedemoraliseerd, luiheid, lectuur en… wachten, wachten, wachten!



© Rita Gombrowicz, Parijs