1
Hoe het is om nu te leven
te midden van
te midden van
geschonden geesten en verwarde
vrienden
die ontheemd in eigen huis,
beroofd van al wat
breekbaar
en waarachtig is,
de zweepslag van een nieuwe knechtschap
incasseren.
Hoe het is om nu te leven –
door verleugening en
kromspraak
uit de taal verjaagd te
worden
knecht te zijn van hen
die ons zouden bedienen
–
Tot monddode wezens vermalen,
door naamloze machten beheerst,
wordt ons de adem
afgesneden,
wordt het mes ons op de
keel gezet.
2
Hoe het leven is
ligt in versteende metaforen opgeslagen,
het spreekt de taal van open deuren,
platitudes voor de linker- of de rechterhand.
platitudes voor de linker- of de rechterhand.
Het gaat gehuld
in virtuele rookgordijnen en
verschanst zich
achter beelden van bedrog,
onwezenlijk
geweld en zelfmisleiding.
Zonder hoop & lichte waanzin
kan het niet worden doorstaan –
een gloeiende kus tussen bloeiende struiken biedt nog soelaas.
een gloeiende kus tussen bloeiende struiken biedt nog soelaas.
De murwe mens werd eerst gesmoord
en toen versneden, een dwarskop is verscheept
naar uitgestorven oorden waar hij
schuimbekt in het lege
en niet wordt gehoord.
De
makke man is weer de onderdaan
die het dictaat van banken,
bureaucraten, het gewicht van
anonieme
potentaten dagelijks
ondergaat.
Als hond met neergeslagen ogen
wordt hij naar zijn mand geblaft
en daarna met fluwelen zweepslagen gebroken.
Een gloeiende kus tussen bloeiende
struiken biedt nog soelaas
3
Op de taaltast voortgekropen
vastgelopen
losgewrikt
Zwelt een klankinfectie
aan, kwelt
een woordkoliek je keel,
slibt
de monding naar het
licht nu langzaam dicht
De vulkanische ziel
wordt door donkere krachten verstikt
De hunkering (te niet)
de droom (vervlogen)
de levensdrift (beknot)
Gedoofde extase,
waterige schijn,
diep ravijn
van vervulling en verval
Een vuilstort als heelal van
smeulende verlangens
De woorden en de as,
het lichaam en de pijn,
het brein tussen woede en wellust
beklemd
Terwijl het ongelikte leven kwijnt
breekt de geest uit het gekromde
lijf,
brandt het nieuwe vuur boven het
oude land –
Is dit de hand van god, het uur
van de voorzienigheid?
Vergeet het, vriend:
Ni dieu, ni maître
nu en voor altijd…
H.C. ten Berge (1938) is dichter, prozaschrijver, essayist en vertaler. In 1967 richtte hij het tijdschrift Raster op, waarvan hij lange tijd de enige redacteur was. H.C. ten Berge ontving in 2006 de P.C. Hooft-prijs. De stok van Schopenhauer is zijn recente roman (zie HIER).