[fragment uit de roman in wording Paul Wildvlees Helderziende]
Er heerste algemene verbijstering
achter de schermen in het hoofdkwartier van het totaalfrontaal, overal en
ergens-nergens, tenberge over land en terzee. Het gezichtelijk van alle
duidbare, herkenbare zinnelozelingen en onduldbare personen in uniform plooide
open en dicht van zinnewaan tot weerzinnig en grotewalg.
Maak haar kapot, fluisterde een
depressief autonoom. Hoe was het mogelijk dat iemand als Wildvlees met zijn
gescherpt mes en open en blote achtergronden zich nu nog zat te bezinnen over
wat met Marina te gebeuren stond? Alle aanwezigen stonden op hun kop elkaar
verwezen aan te staren. Enkele enkelingen echter hielden hooggeplaatst het
hoofd koel. Overal werd gefeseld tot geschreeuwd toe. Hoe ontdaan zij er ook
bij stonden, wist vrijwel iedereen dat dit bomsecreet verdwijnen moest.
Begreep
Wildvlees dan niet dat zijn bestaan op een wankele helling stond. Sommigen
verloren er het hoofd bij. Wildvlees leek maar niet te beseffen wat er in dat
leuke tasje zat. En maar wijfelen en twijfelen alsof er niets aan de hand was.
Alsof hij absoluut geen weet had van wat zich achter dit hels
gezichtsbedrieglijk afspeelde. Alles aan die zelfbombardierse zat onder
ontplofgeveins en schokgolfbedrog. De enkelen, die het hoofd verloren hadden,
stelden voor te beletten dat die bom in dat leuke tasje op die leuke plaats
ontploffen zou, maar wisten niet hoe dit aan te pakken.
De
toestandelijkheden waren doodsbelangrijk, maar er kon niets aan verholpen
worden, tenzij misschien een of ander toevallig gebeuren, zo oordeelde een
kleine hogergeplaatste minderheid. Trouwens, er bestond nog een minimale kans
dat er helemaal geen bom in dat leuke tasje zat. Indien wel dan kon iedereen
vaarwel toeroepen aan de verdere avontuurlijke belevenissen van Wildvlees zelf,
van de al dan niet zittenden of staanden achter de schermen, toevallige
passanten, onschuldige voorbijgangers en dergelijke. Het zou de hele logistiek
van hun krijgsgebeuren ontrafelen en hoe dan ook het einde van hun
economisch-gecomplexeerd wereldbeeld inluiden, het bestaan van hun gezin, de
weelde van hun kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen.
Na de beroering
in hun brein kwamen het geduld en de berusting in hun lot. In fasen naar een
eindpunt toe, wat beter was dan ogenblikkelijk. Zo zat het leven nu eenmaal in
elkaar.
Uitgerokken ogenblikkelijk, riep een
barstende stem.
Nee, circelvormig platoniek, sprak een
bedeesd iemand.
Uitdeiend en inkrimpend, zei een andere
stem.
Parallel geüniversalizeerd, stamelde een
nieuwkomer.
Wat? Olie op het
vuur? Die kosmologische tintjes konden deze nieuwe heilheiligen best missen.
Hierdoor schoten hen de verminkte gezichten van hun geslachte offers te binnen
en hingen als drekwebben in hun brein te begelen in de vorm van schroeiend
vlees, verrotting en moorddadig etnisch affront. En dit alles gekoppeld aan
metershoge rotsblokken van waanverdovende auditieve en visuele
gevoelsmatigheden zoals duivelspenningen en dingen, die enkel maar onderaardse
oorden bevolkten. Uitwerpselen. Doch er kleefden radeloze evasieve kanten aan.
Ze poogden er zich van te ontdoen, maar hoe meer ze eraan dachten, hoe scherper
de kwaadaardige miasmen zich in hun brein nestelden. Alsof er zich
bloedstollende warboelstichters in verscholen die tot zelfdoding nodigden of
andere uitingen van zwaar kaliber zoals uiteen gereten kindse lichamelijkheden
om willeswille. Maar wat viel daaraan te verhelpen?. Ze kregen genoeg van dit
hypokrietelijk denken, dat trouwens tot nawaanzin leiden kon. En ze sloten hun
zoektocht af met een uitbarsting van neovloekerig en geil getier. Voor hen
bestond er maar één keuze meer.
We zijn met Wildvlees scheep gegaan en daar
moeten we het dan maar bij houden,
riepen ze.
Tenzij wij er het auteursel bijhalen,
merkte iemand poerdroog op. En dit was een onooglijk en onmogelijk tenzij.
Weet je dan niet dat alle auteursels
overleden zijn? zei een ander iemand met diepe denkrimpels en donderende
oogopslag.
Ja, die zijn al jaren dood, riep nog een
ander iemand anders-schamper. En dat was voorwaar een heel iemand
anders-schamper. Wildvlees was daar.
Dachten jullie nu echt dat ik niet weet wat
erin dat leuke tasje zit, zei hij, is alle vertrouwen dan zoek geraakt? Weten
jullie niet dat jullie allemaal onverbrekelijk deel uitmaken van het boek dat
zichzelf schrijft, zodat het onmogelijk is die onherroepelijke tekstualiteiten
zelfs maar gedeeltelijk uit te wissen? En weten jullie ook niet dat dit hoofdkwartier
voor meer dan de helft door furroristen geïnfiltreerd is? En dat noemt zich
volksbloedgenieters. Jullie zijn allemaal vleesnihilisten. Verraders van onze
zaak en het grootmachtig. Wat hier gebeurt dient onmiddellijk recht gezet, te
beginnen met dat poerdroog sukkelachtig en getoermenteerd mislukt
halfbezinnigd.
Achter de
schermen keerden vrijwel alle aanwezigen zich ziedend blikkerig werpend naar
het totaal ontmaskerd, dat spasmodisch in elkaar stortte. Door zijn vraag naar
het auteursel had hij meteen zijn onkunde blootgelegd, wat hem totaalfataal was
geworden. Hij werd direct bestempeld als een gewetenloze verderdurver, die tot
in hun verborgen krijgskundigheden was doorgedrongen. Het vonnis werd unaniem
met kracht van doodskracht bekrachtigd. En hij werd van man tot man tot buiten
doorgegeven, waar hij ontkracht en ontzenuwd in opwarmend Antarcticaal klimaat
werd neergesmakt. Na deze elastische uiting van lichamelijk welbehagen en de
aanwezigheid van Wildvlees, was hun vrees voor het ontplofbare bomsecreet
totaal geweken.
Maar zo
makkelijk glipten ze er niet onderuit. Ze hadden zonder het waardig van
Wildvlees gerekend, zoals het zich nu witgloeiend in hun hoofdkwartier
manifesteerde en opnieuw wees op het groot aantal spionnen, dubbelgangers en
dubbelagenten van furroristen in hun midden. En uiteraard hoe ze daarmee
dienden af te rekenen.
Bedenk dat het rot overal zit, sprak
Wildvlees, roei het helemaal uit. Van
onder tot boven. Schiet alle lagere graden overhoop, laat ze uitlekken en haal
er de fatsoeneerders bij om iedere vijfde man van zijn leegbloederig hoofdig te
ontdoen en het opgestijfd naar de naastbestaandelingen te sturen om de oneer
van de onthoofde verraders te benadrukken. En laat dit een schuwwaardig zijn
voor allen, die onze plannen in de weg staan.
En dan voegde
Wildvlees er enkele cryptische opmerkingen aan toe voor de enkelen, die in
staat waren deze zwaarwichtige uitlatingen te begrijpen: Liezig klonterend als klompergezwoem in noestaard van blaasgereidzamig.
Verkraster de ketterskooi. Het kooiverstrooi. De meeloodooi en de ergstal op
vroomdooi.
Alle aanwezigen,
behalve de enkelen, die het verstaan hadden, werden aangegrepen door het
beverig voor hun leven. Zelfs het boek, dat zichzelf schrijft, dient hier zijn
onmacht te bekennen. Toen verliet Paul Wildvlees als een schicht het
hoofdkwartier van het totaalfrontaal achter de schermen.
______________________________
C.C. Krijgelmans (1934) publiceerde onder meer Messiah (De Bezige Bij, 1961), Homunculi (De Bezige Bij, 1967; bekroond met de Arkprijs van het vrije woord), Spaanse vlieg! (De Bezige Bij, 1984), Tandafslag (het balanseer, 2007), Patogeen Halogeen (het balanseer 2009), De hunnen (het balanseer, 2010. Hij werkte mee aan het eerste nummer van Het Moment (1986). Bij het balanseer verschijnt na de zomer een nieuwe verhalenbundel.