GUY CABANEL - VOOR DE WOLF IS EEN WOLF EEN MENS


Automatisch gedicht,
met een tekening van Robert Lagarde
 

De polsslag van handappels is rood als een hoen dat juist een driedubbele dooier heeft gelegd, verborgen in de omhulling van een foetus, geringd door het afgeschermde licht van verre werelden.

            De kolos met grijsblauw geblokte kuiten liep over de drempel en leek van plan een heilzame angst voor hem in het bewustzijn van de mensen te zaaien die zelfs zijn naam niet durven te fluisteren.

            Over het zwijgende veld, gladde slang, glijd je voort door het hoge gras, om de samenspraak van nachtvogels af te luisteren, en om in de keerzijde van de paden de wolvensporen op te snuiven.

            Maar de maanvlekken pakken je rug in met onheilspellende schijnsels, waarover de boorzure zeboes als hartkloppingen rondrennen en met grote snelheid worden geboren door het simpele spel van je sombere passies; de weerschijn daarvan laadt je gezicht op met mist die in brand staat, zoals gebeurt in de uitgestrektheid van de lucht.

            Gelukkig komt een zilveren oogwurm je blik bedekken, waardoor die soms de mildheid van een vluchtstrook krijgt.

            Je aarzelt dus niet, jij meester-verleider, om oren en ogen te betoveren met je orgelstrelingen, die kunnen wijzen op de meest onttakelde ziekten in de holten van pappig vlees dat je magnetische oog in slaap brengt, op het ogenblik dat je alcoholsnuit de werking van de betovering begon te breken, waartoe het ruwe vuur van je gevoelens door jou was gedwongen, gevoelens die niet zo geneigd zijn om hun geduld te bewaren wanneer je, heel dichtbij, de weelderige waanzin van liefde voelt.

                        ***

De weke krop van de lucht begint te blaten en de overslaande ademtocht die uit de diepte van de stemspleet stroomt ontluikt in de bruine ruimte die over de velden scheert en die zijn jammerlijke boodschap draagt tot in de verre valleien, loodzwaar van dreigende betekenis, dan wel met hoop geladen, al naar gelang het oor dat over haar verneemt.

            De herders van het bergland zullen de opstand van de schapen niet kunnen onderdrukken; de wormen zullen zelfs de levenden verslinden; het daglicht zal nooit meer schijnen op aarde.

            Als buik en hoofd hun harmonie verbreken, leveren zij een verbeten gevecht met elkaar, terwijl ze beiden worden verstikt door de woekering van een alkalinoïde vegetatie die afkomstig is van de dieper gelegen landen, en die erop gericht is om de uitroeiing van het aardoppervlak aan te vatten en teweeg te brengen, zodat daaruit geen grasje meer zal ontspruiten.

            Het tijdperk van de kelderreuzen is aangebroken.

            De zwarte smeden hebben het ijzer gesmeed, en de regeringen hebben aan hun daden alle steun verleend.

            De immense stoet is gaan wankelen met één grote schreeuw, die slechts zal wegsterven samen met de rede die haar liet aanzwellen; en de zware mars van de massa’s, die het onvermijdelijke gebruikt om iets te doen en tot uitdrukking te brengen, zal pas tot staan komen op het moment dat er geen oor meer zal zijn om het te horen.

            De betekenis van de slechte boodschap die van de valleien naar de velden klinkt, scheert de bruine, bittere ruimte kaal, die vanuit de diepte van de stemspleet met een overslaande ademtocht ontluikt.

                        ***

De golfslag is de bolling van email op de neuzen van de luchtschepen, die door de dikte van het Duister heen vliegen op de ogenblikken dat er veel activiteit is.

            De bleke roerganger, de enige stuurman van de immense vaartuigen, bestuurt de vloot volgens de ritmen der planeten, en onthoudt zich er soms van te landen gedurende een aantal jaren.

            Het navigeren midden in de zwarte materie is een kunst die slechts verklaard kan worden met behulp van het zintuig waarin de zetel zich bevindt achter het vlak tussen de ogen; alleen door dat zintuig kan men de piraten met hun zeegroene lippen en de grauwe grotbeesten die loeren op een prooi ontwijken, en vooral de wijdvertakte grijpwortels, een levend gordijn van heen en weer golvende vormen met een ijzige beweging, een droefgeestig houtvlot van klamme wind en vurig plaveisel van de rode verleiding van sirenen en van oriëntaalse paleizen, waarvan de schildering van meren Samarkand weerspiegelt, die koningin met haar blonde terrassen.

            Vaak gebeurt het in bepaalde overgevoelige gebieden, dat het zwart vervloeit en vastplakt aan het emailwerk van de neuzen.
            Dat is trouwens het veel gezochte doel van de stuurlieden, die sterven om terstond weer te worden herboren, één geworden met de materie van het zwart, schipbreukeling geworden door absorptie, vanaf dat moment deelnemend aan de weidse innerlijke bewegingen, zelfs aan de volle existentie van de piraten met hun grauwe lippen, de zeegroene beesten van de houtvlotten, van de klamme wortels van de grotten met hun droefgeestige bewegingen, en de meren van Trebisonda, atomen die samen het weefsel vormen van de vitale stoffen van het katachtige Duister.


                        ***

Rijstekorrelhout gevoed met boslippenstift, in je roofvogelkeel lijkt het wel of je stem de klank heeft aangenomen van een omgeworpen ster, waarvan de omvang en de snelheid langs zijn baan afhankelijk zijn van de kracht van de uitgeblazen adem, en die als een kogel terugschiet wanneer het gigantische koor verstomt, en zijn zangers dreigt te verpletteren door een onmiddellijke condensatie, of in sommige gevallen door een geëigende oxidatie.

            Vanaf je voetstuk zou je het bloedbad kunnen verbieden dat de uitputting van de acteurs met strobloemen zou bekronen, maar je houdt teveel van de geur van de dood om maar één vinger uit te steken naar de ongeluksvogels.

            Met een precies en behoedzaam gebaar fixeer je het vierkant van je gezicht, en verstard in de onbewogenheid der tijdeloze meesters geniet je innerlijk van het offer dat men je met veel meer ontzag aanbiedt, terwijl jij je nog dover toont voor alle smeekbeden.

            Als een vergankelijk standbeeld glijd je weg in je gelukkige dromen, gewiegd in de hangmat, door de allerzachtste handen geknoopt van slangenleer, die de metalige delen van je lichaam polijst en zalft met het melkige sap van trouwe sievereinen.

            Daarna sla je je ogen op naar de vlakte: je kunt zien dat er een vijver op de plaats van de aarde is gekomen; slechts een immense zwarte kring ligt nog voor je voeten.
            Een glimlach rimpelt je zeegroene voorhoofd, en dan zink je weg in het Duister.

Vertaling uit het Frans: Laurens Vancrevel 


Over dit gedicht
‘Voor de wolf is een wolf een mens’ is een van de zeven-en-twintig experimenten in automatisch schrijven, die tezamen het fantastische bestiarium À l’animal noir (‘Het zwarte beest’) vormen, waarmee Guy Cabanel (Béziers, 1926) in 1958 debuteerde. De surrealistische dichter André Breton schreef Cabanel daarover onder meer: ‘De taal zoals u die gebruikt is een taal waarvoor ik voorgoed mijn oren gespitst zal houden. Het is precies de taal waarvan ik altijd verwacht heb dat die een nieuwe uitwisseling tussen mensen mogelijk zou maken, een taal die werkelijk onbetaalbaar is en schitterend.’ Cabanel, die tal van dichtbundels en werken van poëtisch proza op zijn naam heeft staan, geldt als één van de voornaamste surrealistische dichters van deze tijd.
                Robert Lagarde (1928-1997) heeft volgens kenners de automatische tekenkunst tot een zeldzame hoogte van virtuositeit gevoerd. (L.V.)