De wolkbreuk van twee dagen tevoren – geen
andere dan de fameuze wolkbreuk over Antwerpen op zaterdagavond 13 augustus
1966 – heeft de weg ondermijnd. Er zijn daar immers, in de buurt van
Berchem-kerk, enorme graafwerken aan de gang voor de Kleine Ring en de
aansluiting met de nieuwe Scheldetunnel. Er hebben zich instortingen
voorgedaan, veroorzaakt door de overvloedige regen. Pompen konden het werk niet
bijhouden en liepen warm. De straatweg werd afgeknabbeld aan de randen. De
autobus slaat af en je kijkt uit het raam op een afsluiting en een bordje met
pijl: omleiding.
Deze
braakliggende terreinen naast het park zijn je van vroeger goed bekend. Maar
alles verandert. De vuile muren van de eeuwige kazerne, waar je broer nog als
soldaat van de genie heeft verbleven, werden gesloopt. Voor de gemiddelde
toerist konden het best Romeinse ruïnes zijn. In de drooggelegde vestinggracht
liggen rossige voorwerpen: bedressorts, fietsen, afgedankte kinderwagens.
Heuvels met loopgrachten en een hoogvlakte genaamd Halfmaantje, waarvan je de
militaire bedoeling nooit goed begrepen hebt, zijn genivelleerd. Al die
veranderingen, die nieuwe eentonige vlakte, accepteer je nog vrij kalm. Dáár
ergens – op geen vijftig meter te situeren – liep een lange smalle weg met aan
weerszijden een gracht. Je was achttien en je had nooit eerder met een bakfiets
gereden, toen je er eens met zo’n tuig over moest.
De
bus rijdt nu een dreef in. Hier vindt het schandaal plaats: de asfaltweg is
vervangen door afschuwelijke van nieuwheid blinkende macadam en aan één zijde
werden alle bomen gerooid. Een heerlijke, lommerrijke dreef werd een kale
straat met uitzicht op de achterkant van een chaotische rij wansmakelijke
nieuwe huizen. De catastrofe slaat je met verstomming. Hoe dikwijls ben je zo’n
vijfentwintig jaar geleden met je ouders langs hier gestapt op weg naar een
bungalow op Oosterveld die je zuster en haar man voor de zomer hadden. En nu de
dreef vernietigd werd, blijkt dat ze iets was waar je rotsvast in geloofde -
zonder het te vermoeden of er ooit aan terug te denken. Sinds die dagen is de
echtgenoot van je zuster in 1944 aan een etterpleuris gestorven, je vader in
I951 aan een hartaderbreuk, je moeder in 1965 aan ouderdomskanker. Het graf van
de dreef – het graf van het beeld van de dreef dat je koesterde - de dreef is
haar eigen kerkhof geworden – voorbij de dreef sloeg je steeds rechtsaf, maar
de bus steekt die weg over en rijdt langs het kerkhof van Berchem. Vandaag 15
augustus, moederkensdag, en jij met je vrouw zoals alle brave mensen op weg
naar moeder, die begraven ligt op het kerkhof van de gemeente waar je zuster
thans woont, net zoals vroeger toch op weg naar je zuster dus.
De
herinnering klaart op. Op een zomeravond werden we in die dreef door regen
overvallen. We schuilden zo dicht mogelijk bij één van de dikke boomstammen
onder het zware gebladerte. Na een tijd begon het nat door te druppen. Je
moeder zeurde, maar jij vond het heerlijk. Tussen de bomen aan de overzijde zag
je als in droom op de noodtrap en de achterbalkonnetjes van het toen enige
appartementengebouw. De onoverzichtelijke herhaling van steeds dezelfde
elementen aan een gewoonlijk verborgen achterzijde gaf het visioen dat irreële
droomkarakter dat ik later terugvond in de huizen en openbare gebouwen uit Het Proces van Kafka. Misschien stonden
er nog een paar mensen wat verder aan een boom, of haastten zich van de ene
naar de andere, met een krant of een aan de hoeken geknoopte zakdoek op hun
hoofd, of misschien reed er één van die stijfhoofdige fietsers voorbij, eenzaam
en trots, die je in zulk weer steeds ziet passeren. Maar dat is een door mijn
verbeelding achteraf aangebracht decor. Het zijn alles bij elkaar maar wat
schamele jeugdherinneringen. Je ondergaat echter weer dat bepaalde,
onbeschrijflijke klimaat. Je zou van geluk, verwondering, innerlijke vrede en
mysterie kunnen spreken. Maar dat zijn slechts vage omschrijvingen. Wie dit
leest heeft zijn eigen herinneringen waaruit hij zou kunnen putten. Heeft hij
een glimlach om de mond, gaat zijn hart sneller kloppen wanneer hij kinderen
hoort joelen, dan heeft hij misschien begrepen waarop je doelt. Het gaat niet
om feiten of omstandigheden, maar om de ontroering. Je preciseert: een
ontroering waaraan elke begerigheid ontbreekt. Het weemoedig terugverlangen
naar het verleden is nochtans bijkomstig, het is een zwakheid waarvan je
afstand moet kunnen doen. Belangrijk is de welbepaalde kwaliteit van dergelijke
herinneringen. De ontroering die je bedoelt is een gevoel van zuiverheid en
belangeloosheid, een begrijpen, een intuïtie, en toch essentieel een geheim.
Het is natuurlijk niet onmogelijk de thema’s van je herinnering op te sommen:
het onverbiddelijk verlopen van de tijd, de dood en vernietiging, daartegenover
de vitale natuur (bomen, zomer, regen). De verbanden: onderweg zijn naar je
zuster, gezinsrelaties met grote psychologische betekenis, inzonderheid de
drievoudige vrouwelijkheid (moeder, zuster en echtgenote). Zal je toelaten dat
woorden, dat verstandige gedachten de realiteit tot een abstractie herleiden
waar alleen nog je intellect deel aan heeft? Kan je wat anders vaststellen dan
dat het geheim je reeds weer ontglipt is? Dat het je zo diep aangrijpt: je hebt
een uur later aan het graf, terwijl je vrouw de mauve en gele bloemen in een
vaas aan het schikken was, op je tanden moet bijten. Maar naast de passieve
sentimentaliteit was er een serene schoonheidservaring alsof de eeuwigheid je
had aangeraakt.
Ik geloof
aan de herinnering
Je gelooft aan de herinnering, als
interiorisatie van een reëel moment, reëler geworden dan dat moment zelf, omdat
ze dynamisch betrokken wordt op het geheel van iemands ervaringen en zijn
voorbestemdheid voor bepaalde visioenen met uitsluiting van andere. Het woord
herinnering wijst hier slechts schijnbaar uitsluitend naar het verleden. Zoals
ik ze bedoel, omvat ze verleden, heden en toekomst tegelijk.
Er
zijn ogenblikken zonder kracht en zonder zwakheid tijdens welke je de wereld
zonder bemiddeling van een herinnering uit het verleden op die andere wijze
ziet. Een tiental jaren geleden overkwam het je na het lezen van Les Vases communicants. Je liep – toen
de laatste bladzijde gelezen was – met je hoofd in de wolken buiten en voelde
je als een engel. Dit duurde zeker twee uren lang op een bank onder de
lindebomen van de Steenplaats. André Breton had je betoverd. Prachtig weer en
het plein vol mensen: wandelaars, spelende kinderen, bejaarden, moeders,
krantenlezers op de banken. Meeuwen die over de Schelde scheerden. Regelmatige
aankomsten van de Flandriaboten die aan ene zijde van het plein groepen van
nieuwe mensen aanbrachten die weer verdwenen. Het enige buitengewone was ten
slotte je stemming. Je merkte allerlei op waar je anders overheen kijkt, maar
zonder boosaardigheid. Een pruilerig kind met een fopspeen dat een manhaftig
speelgoedkarabijn meesleepte: l’enfance d’un chef, zou Sartre zeggen. Hoe het
licht een lichaam tot vrouwenlichaam maakt doordat het zich uiteraard op
verheven plaatsen legt. Een paar jaar later had je opnieuw de ervaring van die
stemming, toen je op de Groenplaats naar duiven zat te kijken. Bij een oude
man, die ze voerde, kwamen ze op de armen, de schouders en zijn hoofd zitten.
De oude man voelde zich belangrijk en daarom keek je daarna naar de duiven op
de grond: hoe de hals beweegt, terwijl ze pikkend van de ene plaats naar de
andere lopen. Het was of je dat voor de eerste maal werkelijk zag. Dat betekent
heel nuchter dat je ze sindsdien zó, wanneer je maar wil, je voor de geest kan
roepen, terwijl je dat tevoren niet kon. Een klein jongetje kwam aanlopen met
een hoogrood gezichtje van opwinding. Het trappelde achter de duiven en hield
in zijn handen graankorrels die tussen zijn vingers glipten. Het wou naar de
duiven graaien, wat zijn grootmoeder deed schrikken en bijna verontwaardigde.
Ik geloof dat de fascinatie en de vreugde van het jongetje fundamenteel
dezelfde waren als de mijne. Geen minuut later viel het je op hoe het tikken
van vrouwen op hoge hakken overeenkwam met het regelmatige pikken van de
duiven, terwijl tevens de dubbele beweging van het golvende rollen dat van de
heupen vertrekt beslist verwant was aan het ritmisch samengaan van het
reikhalzen en de staartbeweging der duiven. De zinnelijkheid van het gretig
voedsel oppikken beantwoordde aan het gulzige verlangen van de vrouwen zoals
het gesuggereerd werd door de uitgesproken zinnelijkheid van haar vormen. De
erotische gedachte die aan het beeld deel had bleef onschuldig, hoewel je je
natuurlijk goed bewust was van de betekenis ervan. De euforie werd bepaald door
de ervaring van een uitverkoren moment tijdens welke ver uit elkaar liggende
wezens op verborgen wijze verbonden bleken te zijn. Voorrang kreeg het gevoel
van een kosmische solidariteit waardoor juist zulke ongewone verbanden, als
daarnet aangestipt, worden opgemerkt. Dit is nog min of meer begrijpelijk,
redelijk bijna. Maar wie zal je verklaren waarom een effen, fris groene weide,
die zachtjes hellend een hoek uitsnijdt in een bos van tamelijk hoge bomen,
waarachter de zon over een uur zal wegzinken, je met verstomming slaat, waarom
je nadat je op een namiddag een wandeling maakte in een woud van de Ardennen
dagen na elkaar droomde van de open plek waar je plots was op gestuit en waar
het gras groeit tot op borsthoogte. Waarom wordt je wanhoop kalm als je in een
varend bootje zit en je hand in het water kan houden? Van die aard zijn de
simpele indrukken waaraan je blijkbaar meer geloof hecht dan aan je eigen
overtuigingen.
Realiteit
als opvatting van realiteit
Het is de uitdrukking van een bepaalde
realiteitsopvatting. Wat algemeen voor reëel gehouden wordt, zoals feiten,
concreet aanwijsbare personen, zaken, omstandigheden, vaststellingen op grond
van controleerbare gegevens, is voor jou minder reëel dan het niemandsland waar
deze nuchtere werkelijkheid samensmelt met de droomwereld van je huisgeesten,
persoonlijke spoken en verafschuwde demonen waaraan je gehecht bent. Een domein
waarin je geen mens meer bent en nog geen god, maar halfgod, faun of blonde
held, Helleen met het aangezicht van Apollo. Het toeval, het absurde, het
verwisselbare van de ons omringende wereld zijn uit dat geprivilegieerd gebied
gebannen en de natuurlijke chronologie betekent er even weinig als de opeenvolging
doremifasollasi in een partituur.
Een
paar weken geleden kwam zelfs de vraag in je op of je nu echt verleden jaar
bijna zes weken in Californië verbleven had. Onredelijke twijfel, want het
pakje kleurenfoto’s dat je van de reis meebracht lag op nog geen twee meter van
je in de kast. Het ging trouwens gepaard met de heldere voorstelling van
straten waar je geweest was. Maar het ging ook samen met een bepaald gevoel:
weer in Downey, Montebello, Hollywood of Santa Ana te zijn en dat het helemaal
niet wonderlijk was. Niet dat het een mislukte reis is geworden, niet dat het
aan interessante, ontroerende, dramatische momenten ontbrak, maar dat het
allemaal even goed hier of eender waar op de wereld had kunnen gebeuren. Daarom
niet op dezelfde manier, maar even vol of leeg van betekenis.1
Iedereen
verwachtte dat je een reisreportage zou schrijven over de States, maar je kon
er zelfs niet over vertellen dan met plotse eruptieve opwellingen. Van eerst af
wist je dat je veel moest vergeten en laten bezinken. Eerst later met het
moeizaam opdelven uit de herinnering zal je Amerika ontdekken. Eerst door de
realiteit scheppende herinnering zal je de reis naar Californië maken die in
1965 heeft plaatsgehad.
Je
gelooft in Xing. Je gelooft in de verenigde staten van je herinnering. Xing is
niet de naam van een nazaat van Chinese inwijkelingen, maar een woord dat je
ginder voortdurend in grote witte letters op straatwegen aantrof. Je noteerde
het de eerste keren automatisch zonder dat het volledig tot je bewustzijn
doordrong. Er was dadelijk alweer zoveel anders te zien. Voor je het besefte,
begon het je te obsederen. Het intrigeerde je op bijna irriterende wijze tot je
je niet meer kon inhouden en midden in een gesprek abrupt naar de betekenis
informeerde. Twee Amerikanen tegelijk antwoordden glimlachend dat het gewoon
cross-ing beduidde, an x is a cross, you know. Jawel, Bill & Bill, maar het
teken behoudt zijn magische kracht als iets dat in een niemandsland tussen
verstaanbare en onverstaanbare taal staat. Je verdedigt je met een
woordspelletje: xing the ocean for the sake of xing. Niet voor: bij avond in
Los Angeles aankomen en aan de eindeloze verlichting merken dat die stad zelfs
vanuit een vliegtuig op 3000 meter hoogte niet in haar hele lengte te
overschouwen is. Betekende het zoveel meer dan een foto over de gehele pagina
van Life magazine met slogan van een handig copywriter? Dit zicht op rustiger
wijze genoten van op een heuvel van Palo Verde en je laten charmeren door een
panorama voor verlokkelijke reisfolders. Dat waren de soort merkwaardigheden
die je verwachtte, die iedereen verwachtte dat je zou meebrengen. Groeit de
omzet van zichtkaarten niet elk jaar aan, miljoenen kaarten over de hele wereld
met vertraging besteld aan verstrooide kijkers. Maar Xing? En de merkwaardige
zachtheid van het kraantjeswater dat je soms minutenlang over je handen liet
lopen om je te verbazen over het verschil met het hardere, scherpere water dat
je thuis gewoon was. Water zo licht als het belletje in mijn oor van het geschreven
woord xing.
Dear John
Dear John, je hebt me logies gegeven, me
voorgesteld aan Je vrienden, me in hun huis begeleid, je hebt me rondgereden in
je airconditioned Thunderbird, verlengde weekends aan je baas gevraagd, die
ongaarne werden toegestaan, om me Laguna Beach, San Francisco, Catalina,
Tijuana, Hollywood, Las Vegas te tonen, het heeft je nog een bom duiten gekost
ook. Iedereen, Shirley incluis, had een gunstig vooroordeel over me en wie
anders dan jij had daarvoor gezorgd. Je hebt je hersenen gepijnigd om elke
vrije dag een nieuwe attractie me te vinden, je hebt zelfs voor me gekookt om
het menu eens een dagje Belgisch te maken. Je badkamer, je ijskast, je bar, je
televisie, je lp’s, je flesje
medicijn tegen diarree en twee jaargangen van Playboy behoorden me go-go toe –
die onbeperkte generositeit was een teken van je mannelijkheid en
onafhankelijkheid. In Las Vegas, de waanzinnigste stad ter wereld, waar je
vergeefs wachtte op mijn verstomming, kon je na twee dagen niet langer zwijgen
en je vroeg me opeens hoe ik daar met zo’n gezicht kon zitten of ik dat
allemaal dagelijks op mijn boterham kreeg, terwijl nergens ter wereld zulke luxueuze
hotels, zo'n concentratie van unieke speelholen, zulke big shows met zoveel
mooie meiden kunnen gevonden worden, terwijl de Amerikanen zelf je met een
mengeling van respect en blijde verrassing aankijken als je kunt zeggen dat je
daar geweest bent. Je kunt dus nog naïef zijn, John, want het grootste mirakel
was jou in levenden lijve weer te zien na elf jaren bestaan via brieven,
postkaarten en bandopnamen en dat het leek of ik je niet langer dan de dag
tevoren voor het laatst ontmoet had. Niets was veranderd, alsof we opnieuw
vooraan in de twintig waren. Dat betekent dat terwijl zovele goden en halfgoden
van het voetstuk waren getuimeld waarop ik ze elf jaren geleden nog plaatste,
jij de proef van zovele jaren nieuwe ervaringen en toegenomen kritische zin
doorstond alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. Dat alles wordt
samengevat in één beeld: hoe je daar stond, verwonderd, toen ik om middernacht
van 14 oktober 1965 toch nog bij je thuis arriveerde met acht uur vertraging:
duizenden mijlen daar vandaan had een dag vroeger een vliegveld in de mist
gelegen. Je had me aan Los Angeles Airport vergeefs opgewacht en nu stond ik
daar opeens in bloedeigen persoon in je bloedeigen woonkamer. Er was
koelbloedigheid en geluk voor nodig geweest om het zo goed te laten verlopen
toen ik na een vermoeiende en opwindende reis ten slotte helemaal alleen op een
laat uur in een volslagen vreemde stad stond met twee zware reiskoffers als
ballast. Het was als een plotse ingeving: hoe hulpeloos ik me ook voelde, hoe
afhankelijk ik gewoonlijk ook ben, het zou prachtig zijn als ik helemaal alleen
tot je huis geraakte en daar onverwacht voor je deur stond met links een
reiskoffer en rechts een reiskoffer. Er reed een limousine naar Santa Ana waar
ik twee enerverende uren moest op wachten. We arriveerden met nog drie
passagiers op een verlaten, slecht verlichte plaats. Er stond daar tot mijn
geluk één taxi te wachten waarop ik gauw beslag legde. De lange vliegreis over
de oceaan via het Noordpoolgebied, nadat ik in Londen mijn vliegtuig met
directe bestemming Los Angeles niet had kunnen halen en onverwacht in Chicago
belandde, waar ik mijn weg zocht naar het gebouw, daarna de gang in dat
gebouwen daarna de gate in één van de gangen van één van de gebouwen, en dan
een uur wachtte op de binnenlandse vlucht naar L.A., het twee uren wachten op
de limousine voor Santa Ana, het zoeken van de taxichauffeur die via een bijna
onverstaanbare microfoon inlichtingen kreeg vanuit een centrale waar ze hem de
juiste weg voorzegden, maar in het donker op een paar straten van je adres toch
nog miste en ten einde raad aan een huis belde en naar East Stafford vroeg, al
die incidenten, verwachtingen, opwindende uren van de langste dag sedert jaren,
culmineerden in het beeld van jou in pyjama, en Shirley in pyjama, in die
woonkamer waarvan één muur door een spandoek was bedekt waarop in grote
letters: Welcome to California René Gysen, en daarnaast broederlijk verenigd
een Belgisch en een Amerikaans vlaggetje. Je bent reclameschilder of je bent
het niet. John, het is zo klaar als een klontje dat die indruk machtiger was
dan die van het spektakel in Las Vegas’ own Stardust, waar een echte trein op
de scène reed, waar het ene ogenblik halfnaakte girls rondliepen en het andere
op geschaatst werd, machtiger dan van de Golden Gate Bridge en zelfs de topless
shows van North Beach in het geliefde San Francisco, machtiger dan het zicht
boven op de heuvel langsheen de eindeloze dalende rijen in de diepte naar het
podium van Hollywood Bowl. Wat konden me de met koper in de plaveien van
Hollywood Boulevard geslagen namen van beroemde movie stars schelen, terwijl ik
ondervond dat a friend is a friend is a friend. De afstand tussen droom en
werkelijkheid was uitgewist. Amerika bestaat echt.
Lezen is
schrijven is zich herinneren is leefbare realiteit scheppen is zich als persoon
handhaven
Zou je hieraan nog met zoveel concentratie
hebben teruggedacht als je je niet voorgenomen had deze geloofsbrieven te
schrijven? De hele onvergetelijke Amerika-reis, waarvan je reeds langer dan een
jaar tevoren vol was en waar je alles op afstemde, was in werkelijkheid nog
slechts een lichtgekleurde, vormloze nevel ergens in je achterhoofd. Met
inspanning dwing je de beelden weer op te duiken. Met woorden houd je ze vast.
De onvolkomenheid van de beschrijvingen verplicht je op zoek te gaan naar
nieuwe details. Een panorama begint zich te ontvouwen waardoor de herinnering
reëler wondt. Je bent al schrijvend weer in de verenigde staten op de wijze dat
je er in een droom zou kunnen zijn met een gevoel dat je er echt bent. Je
huidige omgeving, een toevallig en storend element, is absurde realiteit, want
je leeft in de zinvolle wereld die je woorden opnieuw voor je veroverd hebben. Go
west, young man, go west. Het eindproduct dat al dan niet publicabel is kan
buiten beschouwing gelaten worden, want het schrijven zelf heeft reeds die
magisch aandoende werking waardoor je de toevallige realiteit om je heen ruilt
voor een geordende waarin je beter kan leven. Is er wel zo’n essentieel
verschil tussen je lezen vroeger en je schrijven nu? De onvergetelijke boeken
van meer dan tien jaar geleden: De Dubbelganger, De Demonen, De Gebroeders
Karamazov, Le Rouge et le Noir, Het Proces, Amerika… deden ze je niet een
werkelijkheidszin weervinden die in gevaar kwam door de soms vreselijke,
meestal banale ervaringen die je als jonge volwassene te verwerken kreeg:
1ste
je beëindigde je athenaeumstudies in I944, vier weken voor het einde van de
bezetting, die gevolgd werd door zes maanden bombardementen op Antwerpen, de
nog geringe hoop op universitaire studies werd daardoor definitief de kop
ingedrukt, je ouders waren door de oorlogsjaren trouwens financieel en moreel
uitgeput. Na zes jaren wiskunde, fysica, scheikunde, biologie, geschiedenis,
aardrijkskunde, Nederlandse, Franse, Engelse en Duitse literatuur: zeven jaren
borderellen en ambtelijke stukken letterlijk overtikken en elke maand dezelfde
kwitanties schrijven. Het stompzinnige administratief werk waarmee je je brood
moest verdienen heeft je gedwongen je als schrijver te affirmeren om je persoon
voor de ondergang in een niet-gedifferentieerde collectiviteit te redden. De
eerste manifestatie hiervan was je verzet tegen oudere collega’s die je bazen
waren. De eerste fase eindigde ermee dat je met je voeten boven op je
bureautafel werkte om je chef te provoceren. Je werd overgeplaatst en dat was
het begin van een langzame emancipatie.
2de
drie jaar hospitalen, zieken, dokters; de vervreemding van je eigen lichaam.
–
je bent pas twee dagen in het hospitaal: ’s morgens vroeg open je de deur van het enige wc, er zit een dode
op;
–
de man in het bed naast je is al elf jaar gehospitaliseerd, een andere aan de overkant
al achttien jaar, schuin over jou ligt een oude man met riemen vastgebonden,
hij is zijn zinnen kwijtgeraakt;
–.als
iemand gaat sterven wordt er een paravent om zijn bed gezet, dat gebeurt
gemiddeld om de tien dagen op een zaal van een dertigtal bedden;
–
je wordt op een berrie gedragen;
–
de dokter heeft vijf seconden per dag per zieke, dikwijls slaat hij JE over;
–
je loopt maanden in pyjama, je kleren zijn ergens weggesloten, vele zieken
dragen een linnen broek en vest van het hospitaal;
–
je moet door de sneeuw naar bad omdat de gang door een rusthuis voor
ouderlingen voert die bang zijn voor besmetting;
–
er wordt een darmpje in je zij gestoken. Je zal het vijftien maanden behouden,
daarna is de wonde een fistel geworden;
–
er gorgelt wat in je luchtpijpen, het is iets warms en je spuwt bloed;
–
je behoort tot een sociale onderlaag van onbekwame invaliden met gevaarlijke
adem, wezen, boeven, vreemdelingen, landlopers, aan lager wal geraakten, mislukkelingen,
debielen, uitgeleefden, waartussen werklieden en boerenjongens reeds een betere
stand vertegenwoordigen en de paar bedienden als heren worden beschouwd.
Dokters en verpleegsters zijn onvoorwaardelijk je bazen. Het reglement is een
tuchthuisreglement;
–
na tweeënhalf jaar drie operaties. Van negen ribben wordt een stuk afgezaagd.
Je borst is aan de hele linkerzijde verminkt;
–
na drie jaar ben je hersteld, niet genezen;
–
het is definitief: je moet door het leven met een lichaam dat je op elk kritiek
ogenblik kan verraden.
3de
de moeilijke, onbevredigende seksualiteit als gevolg van sociale, fysieke en
psychische remmen.
–
je hebt je drie jaar onthouden omdat je aan een besmettelijke ziekte leed;
–
je bent jong van jaren, maar je bent vergeten wat zorgeloze blijheid is. Je kan
niet met meisjes van je leeftijd praten: het is allemaal zo onnozel. En ouderen
trekken je niet aan, want je wilt weer aanknopen bij de tijd vóór je ziek werd.
Door het vreselijke dat je beleefde en zag, verloor je seksualiteit alle
onschuld. Het bewustzijn van dood en vernietiging hebben je gemerkt. Paradoxaal
genoeg zal het Sade zijn die je jaren later daar overheen helpt;
–
je kan niet lopen en niet snel stappen, niet aan strandspelen meedoen, je mag
niet gaan zwemmen, het is je verboden je borst en je rug aan de zon bloot te
stellen, je kan geen te steile heuvels of trappen beklimmen zonder je onmacht
ten toon te spreiden, sommige dansen gaan je krachten te boven, je kan niet te veel
drinken, je mag niet te laat opblijven en de fut is er toch gauw uit na
middernacht, je bent loom, traag en slaperig, wanneer je opgewekt en
welbespraakt zou moeten zijn, je moet dat allemaal zoveel mogelijk verbergen en
je kan aan de meisjes niet verklaren waarom je soms zo onverklaarbaar flauw
doet;
–
je gaat met een onervaren meisje naar bed en na een nauwelijks gelukte coïtus,
zak je bijna door je benen. De hele weg heb je het gevoel op rubber te lopen;
–
vele goed begonnen kennismakingen blijven half voltooid, lopen uit op een sisser
omdat je fysieke krachten op zijn, door plotse depressies, doordat je ’s anderendaags nodig moet rusten, door trots
en onzekerheid;
–
je bent wanhopig verliefd, je liefde wordt beantwoord en toch blijft de jonge
vrouw weigerig. Ze weet van je ziekte en dat lijkt de aannemelijkste verklaring
voor haar houding;
–
je kan een vrouw niet in je armen dragen, je kan met je verminkte borst niet
naakt rondlopen, je moet te grote opwinding vermijden waardoor je hart te snel
zou gaan kloppen en je buiten adem geraakt en tot niets meer in staat, al wat
een hevige inspanning eist moet je laten, je moet jezelf de hele tijd
controleren en mag je nooit helemaal laten gaan, de coïtus is niet alleen een genoegen,
maar ook een taak die je zo goed mogelijk volbrengt om niet minder te zijn dan
de anderen.
Een
zekere onontbeerlijke tonus dreigde in te zakken, maar de literatuur gaf je hem
weer, redde je van de definitieve melancholie. Je vluchtte niet in de boeken,
nee, ze gaven je de smaak weer van een werkelijker leven dan het absurde waarin
je was verzeild geraakt. Je vergiste je nog: je dacht dat het er op aankwam het
te beleven, d.w.z. buitengewone dingen te beleven. Slechts langzaam is de
rotsvaste overtuiging gekomen dat jijzelf een willekeurige omgeving, een
willekeurige situatie, een willekeurige herinnering door bewustzijn kon vormen
tot die acceptabele, zinvolle realiteit die je in boeken had leren kennen. Op
die wijze ben je van lezer een schrijver geworden. Je bent de tegengestelde weg
van de schizofreen gegaan: geen regressieve vlucht in een taal realiteit, maar
het vergroten van je greep op de realiteit die zich niet meer aan je opdringt
zoals zij wil, maar in kwade ogenblikken haar verborgen charmes moet prijsgeven
en in de euforie haar verraderlijkheid onthullen. Zo word je minder angstig, zo
wordt op uitverkoren ogenblikken een verwonderd herkennen mogelijk dat niets
anders is dan liefde Niet meer alleen in onverhoopte, gelukkige uren als toen
op de Steenplaats of op de Groenplaats toen je naar mensen en dieren keek. Maar
door je wil, op een krachtiger wijze, met een innerlijk gevoel van mannelijke
bevrediging en met een pal staan voor het lelijke, schandelijke en
verschrikkelijke dat tegelijk bestaat. Het spreekt vanzelf dat door deze ordening,
waarbij je je realiteit oplegt aan zelf gekozen materiaal, terwijl dit
materiaal anderzijds niet fantastisch is, maar reëel behoort tot je existentie,
dat daardoor verleden, heden en toekomst in één punt samenvallen. Dit prachtig
welslagen gaat echter gepaard met een even duidelijk besef van je voortdurend
falen. Steeds opnieuw word je teruggeworpen op je onvolkomenheid, grofheid,
onnauwkeurigheid en ijdelheid. Vandaar de voortdurende noodzaak je te bezinnen
over armen, uitgestotenen, zieken, krankzinnigen, ellendigen, boosdoeners,
wellustelingen, en wel zo dat je je tot hen voelt behoren. Tot hetzelfde
nederige bewustzijn behoort het opmerken van bijvoorbeeld kleine vlekjes op de
stenen vóór de witte bak van een wc. Die niet te vermijden nadruppeltjes van
mannen lijken je noch vies, noch onkies, maar een humoristische revanche op de
wrede smetteloosheid van sanitaire instellingen, waardoor – vind je – onze
maatschappij een onechte menselijke waardigheid wil suggereren. Die waardigheid
bestaat volgens jou veel meer in het accepteren van zulke kleinmenselijke
details. Elk menselijk spoor verdient het ons belangstelling of afkeer in te
boezemen, maar de koele hygiëne waarmee de moraliteit van beschaafde lui het
uit het bewustzijn wil bannen is een vernietiging uit haat voor de ootmoed van
het menselijk spoor. Zo vind je menstruatie2 in eerste instantie
vies, zoals iedereen, maar in tweede instantie van een gecompliceerde
schoonheid. Het hart spreekt zich uit ten gunste van de vrouw, die voor haar
bestemming moet betalen met een maandelijkse wonde en bezoedeling, maar de
zinnelijke indrukken bestrijken een waaier van liefde tot sadisme. De diepe
overtuiging dat je essentieel zoals de minsten bent, is de noodzakelijke
voorwaarde voor de zuiverheid van je elan, wanneer je op mannelijke wijze de
beangstigende, door niets te rechtvaardigen wereld tegemoet gaat met de wil een
lucide, serene en gelukzalige realiteit te scheppen. De solidariteit die niet
sentimenteel, romantisch, ideologisch, humanistisch of idealistisch is, erken
je dus als een objectieve en fundamentele voorwaarde voor je eigen bestaan.
Natuurlijk verraad je voortdurend die solidariteit: uit zwakheid, egoïsme, atavisme.
Ook zij moet telkens veroverd worden met de middelen waarover we beschikken.
Het gemeenschappelijke lot neemt zonnige vormen aan in de vriendschap. Altijd
heb je vrienden gehad. Om alle dubbelzinnigheid te vermijden, sluit je op deze
bladzijde de literaire vrienden uit. Ik noem dus om het genoegen die geliefde
voornamen samen in druk te zien: Bert John Theo Simon Miloud Jef. Als je niet
de jarenlange ervaring van vriendschap had, zou je de moed niet hebben de
algemene solidariteit als moeilijk te bereiken doel voorop te stellen. Want je
voelt eerlijk gezegd weinig natuurlijke belangstelling voor de meeste mensen:
je staart naar middelmaat, domheid, schijnheiligheid, onbewuste gemeenheid,
pretentieus fatsoen. Op die absurditeit poog je aarzelend je methode van
bewustwording toe te passen om ze aanvaardbaar te maken. (Dikwijls probeer je
natuurlijk helemaal niets, weggezonken in de brij van je lusteloosheid. Alleen
voor kinderen, weerlozen, vernederden en beledigden ontstaat spontaan je
sympathie. Dit wil zeggen, je tederheid sluit een wrede blik niet uit. Het
complexe beeld van verwarring en tegenspraak dat je hier, ingaand op je eigen
verklaringen, schetst, kenmerkt de menselijkheid waarvan je houdt. Anderzijds
lijkt niets je boosaardiger dan het gladde, reine, onvermengde, rechtlijnige.
Alleen het licht en de wind mogen zuiver zijn. Deze wirwar van gegevens over
wat je gelooft te geloven als voorbeeld onder andere waar je nu niet aan denkt,
maar die zeker een zelfde kleur of tonaliteit hebben en tot een zelfde
samenhang behoren.
Onze realiteit
is teken van realiteit
In wat voorafgaat heb je met een zekere eenzijdigheid
de nadruk gelegd op het feit dat je het objectief materiaal, in het bijzonder
het materiaal dat in de huidige ruimte en tijd op toevallige en willekeurige
wijze aan het veld van je bewustzijn staat opgesteld, poogt aan een controle,
bewerking en verwerking te onderwerpen. Het eindproduct is dan wat je realiteit
noemt. Dit zou de schijn kunnen wekken dat volstrekte prioriteit wordt gegeven
aan het min of meer droomachtig aspect van deze realiteit. Je bent inderdaad
sterk doordrongen van het feit dat de objectieve realiteit iets is dat niet
louter als een van buiten ons komend gegeven door ons herkend wordt, maar door
het feit van ons ingrijpend bewustzijn zich als een teken van dat buiten ons
gegevene, dat niet rechtstreeks waarneembaar is, aan ons voordoet. Het
bewustzijn van een realiteit gebeurt dus op een punt waar de buitenwereld en
wijzelf samenvallen. Dit punt is beweeglijk. Reeds in I959 vond je in een reeks
opstellen van Asger Jorn de bevestiging van je intuïtieve overtuiging. Jorn
legt op p. 112 van Pour la Forme uit
dat de nieuwe domeinen van wetenschappelijk onderzoek niet meer toegankelijk
zijn voor rechtstreekse zintuiglijke confrontaties. De wetenschapsmensen doen
beroep op de bemiddeling van door instrumenten aangeduide reacties, fotografische
opnamen, radar enz. Daardoor ontstaat een probleem: in hoeverre geven de
instrumenten aan wat buiten het vermogen van onze zintuigen valt en in hoeverre
beginnen de instrumenten de feiten te beïnvloeden en de waarnemingen te
vervalsen. Het is te voorzien, zegt Jorn, dat de wetenschapsmens er zich bij zal
dienen neer te leggen dat zijn instrument ‘un moyen d’action sur un objet’ is geworden. Het
zwaartepunt wordt dan van de gedesinteresseerde waarneming verlegd naar de
actie op het voorwerp van onderzoek. We citeren opnieuw Jorn: L’instrument n’est que le signe d’un intérêt ou d’un sujet
qui le dirige vers un objet. En op p. 116: Dans le nouveau langage, conforme à
une conception scientifique, le sujet c’est
l’intérêt humain, et ce qui fait de l’objet un sujet est l’intérêt que cela
peut avoir pour celui qui l’observe. La
transformation des objets en sujets est l’activité artistique. Je
onderscheidt twee wijzen in de omvorming van object in subject: 1ste
het bemiddelend instrument grijpt in het object in en beïnvloedt of wijzigt
het, 2de het bemiddelend instrument bepaalt de vorm en de wijze
waarop het object zich aan ons voordoet en heeft dus invloed op de vormgeving
van het teken dat voor ons uiteindelijk de realiteit is. Zelfs wanneer we
alleen de tweede interventie in beschouwing nemen, geldt voor zintuiglijke
waarnemingen hetzelfde als voor deze door bemiddeling van wetenschappelijke of
andere instrumenten. Elke zintuiglijke waarneming heeft immers ook haar eigen
specificiteit: bliksem zien en donder horen, voedsel betasten, ruiken of
smaken. Het door Jorn met betrekking tot extra sensoriële waarnemingen
vastgestelde proces, breid je dus uit tot alle waarnemingen en om analoge
redenen tot alle bewustwording. De hier uiteengezette realiteitsopvatting
steunt dus niet op een voorkeur voor fantastische literatuur, maar op
overwegingen als gevolg van het moderne wetenschappelijke onderzoek.
Realiteit
door het vergeten van het teken voor realiteit
Je kan nu je realiteit van de andere zijde
benaderen. De realiteit is geen loutere schepping van je geest, maar ontstaat
uit de rijke chaos van de wereld. Spoken hebben geen inhoud en het bewijs
daarvoor is dat men ze pleegt voor te stellen in witte gewaden waar je doorheen
kan stoten. Ze zijn eigenlijk een grove nabootsingen van het licht waar men ook
zonder meer doorheen wandelt als was het leegte of bestond het niet, maar dat
anderzijds de conditio sine qua non is van visuele waarnemingen. Nu zijn
zintuiglijke waarnemingen nog steeds het meest gebruikelijke middel om de
objectieve wereld te verkennen, terwijl ze als natuurlijk middel associatief verbonden
zijn met de oudste, elementaire basiservaringen. Onder de zintuigen is het oog
dan wel het meest gedifferentieerde. Maar spoken behoren tot het angstwekkende
halfduister waarin ze verschijnen als onvatbare, wazige menselijke gestalten.
De duidelijke wereld in het volle daglicht stoot je geesten af, werpt er een indifferente
wal van nuchterheid tegen op. Door die beveiliging wordt de wereld banaal.
Vandaar de behoefte aan originele waarnemingen, het voorheen niet opgemerkte,
verwaarloosde detail, aan het nieuwe, voorheen niet gekende, de nieuwe
samenhangen die alles in een nieuw verband plaatsen, het uitzonderlijke en zelfs
het zonderlinge, aan nieuwe methodes, gezichtshoeken, benaderingswijzen, aan
dat wat – meestal op morele gronden – werd verworpen, afgekeurd, niet in
overweging genomen. Een paradoxaal gevolg daarvan is dat je de belangstelling
voor banale objecten beaamt zoals die plastisch in Pop Art, Nieuw Realisme en
de Nul-Zerobeweging of literair in de gedichten en documenten van de Nieuwe
Stijl tot uitdrukking komt. Het komt er wellicht op neer dat een zekere
vervreemding het banaliseren van de realiteit voorkomt: je lokt je spoken. De
vervreemding verkrijg je door uiteenlopende middelen: door reizen in het
buitenland, maar ook door wandelden in onbekende straten van je geboortestad;
door occasionele wetenschappelijke lectuur; door film en zeldzame geslaagde
televisieprogramma’s; door de plastische kunsten die je helpen dat te ontdekken
waarvoor je blind was; niet door alcohol of narcotica, maar je kent de speciale
toestand waarin men geraakt door lichamelijke uitputting; je had ook het gevoel
reëler te leven op dramatische ogenblikken van ongewoon grote intensiteit, gekenmerkt
door snelle beslissingen en koele zelfbeheersing, maar ook door het bitter genoegen
ondanks alles vol te houden en niet in paniek te geraken.
De
spoken moeten het je vergeven dat je van alle hout pijlen wilt snijden: van
financiële en economische dagbladartikels tot de zakelijke uitleg van de
loodgieter die een badkamer in je woning installeert. Ik geloof dat het nuttig
is dagelijks in de krant te kijken. Zelfs de gebroken-armen-en-benen-rubriek
moet bewijzen dat wat eergisteren waar was, het ook nog gisteren was, misschien
wordt er vandaag helemaal niets gebroken. Je stelt vast: er wordt nog gemoord.
Dat heeft twee betekenissen: je bent een potentiële moordenaar en een
potentieel slachtoffer. Je spoken worden er reëler van. Je laat je beladen met
buitenlandse berichtgeving, je tracht de leugens en de tegenspraak te
ontcijferen, je vergelijkt met wat je met eigen ogen zag en wat je je nu weer
herinnert. Je verbeelding tracht de menselijke realiteit van Vietnamezen, Congolezen,
Amerikanen te herscheppen, wat je verplicht de eigen lokale bijkomstigheden op
te geven voor feiten met universele betekenis die je vreemd genoeg alleen kan
vatten in de vorm van lokale bijkomstigheden van elders. Je geloof in de
noodzaak om objectieve en nuchtere informatie te winnen is zeer groot. Nota’s voor blanken alleen3
bestaat uit notities die alle berusten op door mij geziene objecten, feiten,
handelingen, situaties die ik echt heb meegemaakt, woorden die letterlijk zo
gezegd zijn (behalve dat ik Engelse zinnen vertaalde), berichten die ik met
taalfouten en al uit een krant heb overgenomen, beursnoteringen die deze zijn
van een bepaalde dag in 1964. Op bijna bijgelovige wijze heb je de literaire
realiteit willen verbinden met de feitelijke. Het blijkt een utopie te zijn
natuurlijk. Een andere werkwijze is die van het hoofdstuk uit Grillige Katbleen4 waarin
twee meisjes door het centrum van het niet bij naam genoemde Antwerpen
wandelen. Daar het om een wandeling van meisjes ging, had het uiteraard geen
zin een overeenstemming met persoonlijke herinneringen te betrachten. Een
andere zin drong zich op: een wandeling zoals iedereen die kan maken.
Anderzijds dat noemen wat jonge meisjes opmerken, zodat de wandeling als het
ware een spoor is door twee gewone jonge meisjes in de stad achtergelaten. Het
gevaar voor banaliteit werd enerzijds afgewend doordat de in taal weergegeven
stad reeds een zekere vervreemding meebrengt, anderzijds door de keuze als personages
van Geraldine en Kathleen die door geslacht en leeftijd gemakkelijk in de
belangstelling blijven, ten slotte door het inlassen van details die iedereen
wel eens opmerkt, maar even snel weer vergeet, bijvoorbeeld de verkleuring van
arduin in de omgeving van de koperen mond waaraan men een waterslang kan koppelen,
of het verspringen van de schittervlakken van venster tot venster als men aan
de overkant van de straat voorbij wandelt. De inspanning die je moest leveren
om je de nochtans zo goed vertrouwde omgeving in herinnering te brengen en om
voldoende niet banale details te vinden had niet tot gevolg een reconstructie
van de stad zoals ze voor de bezoeker gegeven is in haar fotografische
banaliteit, maar het ontstaan van het beeld van een droomstad die reëler was
dan de fotografische.
Het
laatste hoofdstuk van Herinneringen van
een jonge kerkvorst5
eindigt met de dubbele vraag: Waar is nu de
Ridder? Waar is Oswald? Daarmee heb je erop willen zinspelen dat met het einde
van een boek de personages uit de gezichtseinder van de lezer verdwijnen. Wat
duidelijk in zijn herinnering overblijft is een aantal stereotiepe beelden die
thuishoren in het gemeenschappelijk arsenaal waaruit we door gemakzucht
doorgaans putten. Daarom gaat aan bovenstaande vragen naar de twee verdwenen hoofdpersonages
on het boek een beschrijving van de bijkomstige personages uit Oswalds omgeving
vooraf, die als types de gemeenschap vertegenwoordigen waarmee we wel blijven
opgescheept. Een boek moet vergeten worden opdat het opnieuw kan geschreven
worden. Ik geloof aan de noodzaak al wat voorafgaat en vastgelegd werd en dat
een gesloten systeem vormt nu te verwerpen en grondig te vergeten. Eerst dan
kan ik het door moeizame herinnering en met de spookachtige belichting van dat
toekomstige ogenblik opnieuw als voor de eerste keer ontdekken en er aan
geloven. Anders gezegd, dit geschrift als terugblik op wat je was moet je
vergeten om het te maken tot een voorontwerp van wat je zal worden. Het stelt
vast wie je nu bent, nazomer 1966.
noten
1 Ik moet er
op letten geen misverstanden te kweken. Ik ben hoegenaamd niet de pseudo-dichterlijke
knaap die wenst te vergeten dat hij ervoor moet zorgen dat hij een biljet kan
betalen, wil hij de vliegreis Brussel-Los Angeles maken. Geen woord wordt hier
verzonnen om de bellettrie een handje toe te steken. Wie het voor romantisch of
sentimenteel gezwam houdt, of hysterische exaltatie, is helemaal naast de
kwestie of hij nu in romantiek, sentimentaliteit of exaltatie behagen zou
scheppen of niet.
2 Lezers die
dit voorbeeld onsmakelijk vinden, moet ik de vraag stellen waarom een dergelijk
interesse vanuit een wetenschappelijk (bijv. medisch) oogpunt toelaatbaar zou zijn,
maar niet vanuit een artistiek (bijv. literair) oogpunt. Durven ze volhouden
dat alleen nuttigheid de preoccupatie kan rechtvaardigen?
3 Nota’s voor Blanken Alleen werd
gepubliceerd in Komma, 1ste jg., nr. 1, en staat ook in de
verzamelbundel De Blauwe Noot (uitg.
Sonneville, Brugge, 1967).
4 Dit
hoofdstuk met de eindeloze titel The Birds
Kathleen Geraldine Light Neon Town Sex O-Kay verscheen in Komma, 1ste
jg., nr. 3. Het boek Grillige Kathleen
is een uitgave van Nijgh & Van Ditmar, Den Haag, 1966.
5 Met deze
novelle van 88 pagina’s sluit het boek Processie
All Stars (uitg. Nijgh & Van Ditmar, Den Haag, 1964).
___________________________________
Bovenstaande
tekst verscheen in 5 Geloofsbrieven,
een boekaflevering van het tijdschrift Komma uit 1967. Hier en daar is de
spelling licht aangepast. Voor verdere informatie over René Gysen en eventuele
rechthebbenden zie: http://magazinehetmoment.blogspot.nl/2016/02/rene-gysen-verwarringen-regen-een.html