JAN G. ELBURG - SOMMIGE SCHILDERIJEN


sommige schilderijen

Sommige schilderijen voltooide ik niet:
dat literaire met de letters,
of wat daaraan voorafging: portret
van een ijsblok had het moeten worden,
en ook de ondergelopen schacht (zwart kabbelen)
of de kubische kogel tegen de turken
of het oneindig vertikale druiplala
of of doorhalen wat verder geen streek meer vorderde,
noem maar op, alles
wat het zweet in de handpalm
uiteindelijk niet waard leek.

Maar zo gebeurde het
dat intelligente, niet onknappe jonge vrouwen
gruwden van mijn gebrek aan visie
– zegt u maar dadendrang –,
studenten mij stenigden
met proppen barokke blauwdruk,
met plannen, zo van de tekentafel of kropotkin ;
zolders, kelders, gegunde neurosen
braken zij, daartoe, voortijdig af.

En tegen het spieraam van mijn meesterwerken
richtten zij onvervaard hun stormladders op.
Zij spuugden het somberder deel van
het spektrum over mijn afwezigheid van toets.
Wierpen mijn ontbrekende vormen te grabbel
achter schildwachthuisjes, wáár ze die ook ontwaarden,
grimasten als duidelijk stervenden voor
wat ik te schilderen vergat, voorgaf
te vergeten of
bleek te vermijden.

En zelden trad mij heerlijk
òf tegen, òf op de tenen,
de geestdriftige kunstontkenner,
ongeremd schetterend over ànder,
waarneembaar schoons:
lief plomp als een plompeblad in legergroene sloot,
frietsaus schreiend naakt onder pet met pompoen
en lekker nauwelijks geletterd.
als eerstgenoemd schilderij al evenzeer bleef
waar toch subsidiekommissies en rijkaards
reikhalzend naar taalden.

Nee, met mijn gemankeerde museumstukken
moest het allemaal zo nodig gebeuren:
ai, achter diafaan behang geplakt,
van meerkuppige varkensharen bustehouders
gestript, doorhageld, -sneeuwd. verwoed gedronken,
kapitaal en kursief gedrukt
op de laatste bladzijde van haast alle spoorgidsen.
met teer, veren, brandhout
panklaar gemaakt
voor een soupergang met kwalsla:
ziedaar mijn vergooide doeken,
mijn luchtig theoretische rechthoeken
waarin vorm en kleur. maar wel
geweven, dàt wel. gegrond,
tot hoog sidderen uitgespied. gekieteld
om verontachtzaamd te worden

door mij, maar niet door wie daar
plakten en stripten. hagelden en teerden:
sommige schilderijen werden
voltooid voor mij in de afgelopen jaren;
zij maakten zichzelf a.h.w.
per provokatie.

___________________________
Jan G. Elburg (Wemeldinge 1919 - Amsterdam 1992) wordt tot de vijf Vijftigers gerekend. Zijn werk werd meerdere malen onderscheiden, o.a. in 1976 met de Constantijn Huygensprijs.
Het hier opgenomen gedicht maakt deel uit van de bundeling Dodemansknop (1975), zoals die voor het eerst werd gepubliceerd in de verzamelbundel Jan G. Elburg, Gedichten 1950-1975Het wordt hier gepubliceerd met de vriendelijke toestemming van © Michèle Elburg / de erven Jan G. Elburg.