WIEL KUSTERS - 'ECLIPS' & 'NIJMEGEN'




eclips


Wij verheugden ons. Ik had mijn klappertjespistool
gepakt. Om vijf minuten over 1
zou bij heldere hemel
de zon verduisteren.
Wij waren voorbereid.

Ik kreeg van mijn broer een foto-
negatief en hield het zwarte celluloid
met lichte plekken
voor mijn ogen.

Ik zocht de nog onverborgen zon.

Op het negatief een helle zomerdag,
mijn vader tussen de aardappelplanten, 
moeder die de was uithangt.

Mijn broer beroette een stukje glas
met een brandende kaars.

Hij keek op zijn horloge.
Daar begon de eclips. 

Ik tuurde naar vader en vuurde
op de maan.

Na afloop door het zwarte glas
een blik op de wereld die
even verduisterd was.

Wist niet wat ik zag.


        ***


nijmegen


Wij wandelden getweeën,
rond de Stevenskerk, vader,
in de stad waar je beukennootjes 
voor mij had geraapt.
Iets verderop lag
je ziekste zoon.

Na jaren was die zijn leven
meester. Wij vierden de uitslag, niet
van bloedonderzoek of beenmergpunctie
maar van een examen
aan de universiteit.

Wij liepen. Minuten aan het feest voorbij,
nooit zo samen, maar ook zo vreemd ver
dat ik herwin wat ik nooit daar verloor.

Ik kan je elders, hier, kennen als vertrouwd,
herinnerd nieuw, onwennig oud.