illustratie Deborah Barnett |
Na al mijn omzwervingen over land en
zee, ontkomen aan de bedreigingen van rovers, de valstrikken van piraten en de
misdaden van pooiers, aan ketenen, valkuilen, boeien, gif en graftombes, heb ik
je teruggevonden...
Xenofon
van Efese, Ephesiaca, hoofdstuk XIV
Een
hart was haar geliefde kwijt.
Ze
huilde haar verdriet uit
in
de nacht, totdat ze geen tranen
meer
had. Vele manen kwamen op
en
gingen onder in de hemel, eeuwigheden
van
levensduren, en zij bleef
hem
zoeken in de naadjes
van
de kleren waarvan de plooien
haar
angsten verborgen hielden, die ze diep daarin
genaaid
had met haar tranen.
*
Er
waren lovertjes en visgraat-
strepen
op de mouwen,
die
zij met veel zorg borduurde
in
melancholieke stijl. De kleuren
liepen
in elkaar over en mengden zich
met
de zijden strikken
in
haar haren totdat ze droog waren.
Ze
deed alle deuren op slot
en
begon haar lange zwerftocht
in
de huizen gebouwd van zuilen
stofrollen
die onzichtbaar waren vormgegeven
door
de eerste ontwerper,
degene
die de architectuur bedacht had
van
haar liefde.
Ze
trok zich terug in de hangkast van haar huid
om
daar haar nachten door te brengen
en
nutteloos te dromen over broekrokken.
*
Op
een dag werd zij wakker,
ze
voelde dat het lipje tussen
haar
benen los zat, ze begreep
wat
haar te doen stond: de naald
pakkend
van haar rug
ging
de naaister zitten
aan
de naaimachine en begon
het
vast te naaien.
*
Op
de kniptafel legde zij
de
stijve stukken uit
die
nodig waren voor het geraamte.
Toen
begon zij de nog ongevormde
pop
toe te spreken: “Ik ben de naaister
van
je droom en breng je
als
cadeau mijn kaboutertjes
die
de draadjes samenbrengen en jou vastmaken
aan
diagonale koorden, om je beter
te
verstrengelen met mijn liefdesstemmingen;
voel
maar hoe de elastische holten
in
je opzwellen om beter te passen bij
mijn
ritmen en patronen, die ik
verzin
voor jou, liefde van mijn hart.”
*
De
ledematen van de pop begonnen
tevoorschijn
te komen uit de machine.
Raamwerk
en spoel bevestigden
zijn
hoofd terwijl de naaister
met
haar vingers de omvang voelde
van
de man in wording. Aanschuiftafel
en
zijplaat werkten mee terwijl zij
de
rechte delen stikte.
Toen
die eenmaal op hun plaats zaten
voedde
de regelmaat van de naald
het
elektrische mechanisme en dreef het garen
zonder
onderbreking het weefsel in.
Haar
been kreeg even rust.
*
Het
werd stil in de kamer.
Met
haar oor dicht bij haar
creatie
zag ze dat zijn naden
open
waren alsof die niet waren genaaid
en
daar zag zij ineens nog een hand
die
naar binnen gleed in de man in wording
en
haar daarin meetrok
om
te spelen met haar klosjes
en
haar strengen. Huidplooien
zag
ze bij hem als weerspiegelingen
van
haar eigen stapelwolkjes. Wat kalmer
singerend
liet de naaister haar hoofd
even
rusten op het koude
oppervlak
van de machine.
*
Schor,
donker, als de klanken
uit
een onderaards gewelf,
nauwelijks
voorstelbaar, spreidde
de
nog ongevormde stem van de pop zich
volledig
om haar heen.
“Elf
maal twee jaar
was
ik toen je je begon te verbergen
achter
gesteven weefsels
om
ons beiden te straffen met niet
ons
te zijn. Er hing rook in mijn haren
en
in die van jou. Je speelde
met
de dingen zoals
de
moeder van mijn vader deed.
Uit
het Ene het veelvoud: vuur, water,
aarde
en de immense hoogte van de lucht.
Geef
dus gehoor aan mijn
verzoek,
naaister van mijn leven,
want
de gevleugelde maten die mij
meevoerden
brachten mij naar wat mijn hart
begeerde.
De drijfas van de motor
spuwde
vonken bij zijn kas:
Ik
leerde alles wat je weten kan.”
*
Ze
hervond haar kracht en ging toen door
met
het naaien van zijn ogen, zodat hij
naar
haar kon kijken terwijl zij zijn begeerte
schiep,
want hij kon niet bestaan
zonder
dat zij daarvoor zorgde. Ze gaf
hem
nagels, ze naaide die met de hand
aan
zijn vingertoppen.
Zij
stelde zich opgewonden zijn geslacht voor
nog
voordat dat gemaakt was.
*
De
naaister pakte de losse delen
van
haar pop die al klaar waren.
Beweging
en omvang maakte ze nu
af:
de armen slierden nog rond, de ogen
keken
scheel, de vingers
krabbelden
wild in het rond. Ze was
haar
werkplaats niet meer meester.
Heftig
strijdend tegen haar lichtzinnigheid pakte ze
de
verspreide delen van de man-pop bij elkaar.
Ze
naaide één voor één de ledematen vast,
het
lijf op een fluwelen fond.
Ze
hechtte de ogen vast op het gezicht, stak de tong
diep
in de keel, bevestigde
zijn
gouden haren eveneens.
Zij
ging schrijlings zitten op de onaffe pop.
Ze
liet haar geslacht voorzichtig zakken op de leegte
waar
zijn geslacht nog komen moest,
nu
nog zonder vorm, ze sprak een toverspreuk.
Als
jong meisje was zij altijd dol geweest
op
pikken, totdat ze die in zich
omhoog
voelde komen, terwijl
ze
een weidse akker werd.
Ze
kreunde van binnen en
strekte
zich van pijn,
viel
uitgeput in slaap.
*
De
naaister werd weer wakker en
zette
de mechanische kleermaker aan.
Het
geratel begon weer,
de
trillende zuilen
van
geluid vormden de losse
einden
tot lange mouwen.
Geklik
van spitse tongen vervulden de oren
van
de ideale naaister, die altijd
ademloos
in afwachting was
of
het haakje wel los kwam van het oogje.
*
Met
een diepe zucht ging ze verder
en
zei toen tot hem:
“Jij
bent sterk en gespierd,
dus,
pop, sta op voor mij, je ledematen
zullen
mooi worden dankzij het volmaakte
maatwerk,
omdat jij mij uitkoos
want
ik ben jouw maker, verborgen
maar
springlevend in mijn omhulling, met zijde gevoerd,
waarin
ik leefde met jouw spoken.”
*
Een
zomers windje vulde de kamer,
vochtigheid
maande haar tot spoed
terwijl
zij de stroken bont verlengde
en
met zorg een doek spreidde
voor
de tanden van haar geliefde
die
haar nu begroette vanaf het geëmailleerde
oppervlak
van de mechanische kleermaker.
*
De
stem van de pop was er eerder
dan
hijzelf, terwijl hij te voorschijn kwam
uit
haar geest en haar machine.
“Mijn
knoopgaatjes zijn nog niet
klaar,
baasje van de klerenkast.
Wij
zullen tot leven komen
voor
elkaar in deze creaties.
Steek
je hoofd maar boven de stof uit:
ik
ben dol op de onderrokjes
die
je voor mij verborgen hield sinds de moeder
van
je moeder de naairichting van
mijn
middel heeft gemaakt. Je mond zit vast
aan
mijn tong. Mogen wij elkaar
nu
gaan beminnen met onze geslachten
binnen
in de naaidoos en een handschoen
zonder
vingers?”
*
Deze
levende woorden bepaalden
het
begin van hun beider tijd
samen
in één tijd. De man-pop verwelkomde
zijn
maker in het nieuwe leven:
“Wellust
sijpelt deze weefsels binnen,
mijn
geliefde van het genaaide
hart.
Ik voel de spanning van
je
draden aan mijn tong terwijl ik
de
lange naad omlaag volg langs
je
rug nu jij naar de muur toe staat;
het
genot deelt ons in tweeën, in vieren zelfs,
ik
ben aan jou vast genaaid, door jouzelf,
we
zitten aan elkaar vast.”
*
De
naalden begonnen traag te worden
terwijl
het bloed binnenstroomde in de pop,
zijn
haarvaten voedden zijn hart
en
maakten hem volledig vrij:
de
ideale man bracht zijn maker ertoe
om
zich ook vrij te maken voor hèm,
terwijl
hij haar voeten en haar
knieën
wegleidde van het pedaal
en
het wiel om hun paring te dansen
te
midden van de dagelijkse snippers
waarmee
de vloer bezaaid was.
© Beatriz Hausner, Toronto
Vertaald uit het Engels door Laurens Vancrevel
____________________
Beatriz Hausner (*1958, Santiago de
Chile) is sinds 1971 woonachtig in Toronto, Canada. Ze is behalve Engelstalig dichter
ook een bekende vertaalster van Spaans-Amerikaanse poëzie in het Engels. Zij publiceerde de bundels The Wardrobe Mistress, 2003; Towards the Ideal Man, 2003;The Stitched Heart, 2004; The Archival Stone, 2005; Sew Him Up, 2010; Enter the Raccoon, 2012; The
Seamstress and the Living Doll, 2012. In voorbereiding The Secret Life of Plants. Op Het
Moment werd al eerder werk van haar gepubliceerd.