Onderstaande tekst is die van het nawoord door de vertaler van Alain Robbe-Grillet, Un régicide, in de Nederlandstalige uitgave (Koppernik 2017).
________________
In 1948 hield de Engelse antropoloog E.E.
Evans-Pritchard de zogeheten Frazerlezing[1]. Die ging over het koningschap bij het Shillukvolk in het zuiden van
Soedan. De antropoloog vroeg zich af of de Afrikaanse koning gedood werd zo
gauw hij ziek en gebrekkig werd of geestelijk aftakelde
en of het koningschap daardoor juist als goddelijke institutie werd gered door
de tijdelijke incorporatie ervan uit de weg te ruimen, of dat het een
legitimatie was voor rebellie bij maatschappelijke onvrede, waarbij het
koningschap op zich niet in het geding kwam. De naam van zo’n
koning in de Shilluktaal is ‘Reth’. In Un
régicide, de allereerste roman van Alain
Robbe-Grillet, speelt de naam ‘Red’ een rol. Op een steen, die op een grafplaat
lijkt, staat de inscriptie Ci-gît Red:
‘Hier ligt Red’. Dit opschrift blijkt fonetisch te kunnen
worden gelezen als een anagram van régicide, dat
in het Frans zowel ‘koningsmoord’ als
‘koningsmoordenaar’ betekent.
Het
zal waarschijnlijk toeval zijn dat het Shillukwoord voor koning eveneens
fonetisch overeenkomt met deze ‘Red’, want hoe groot is
de kans dat Robbe-Grillet in 1949 de tekst van die lezing in Cambridge kende?
Zoals het mogelijk ook niet meer dan toeval is dat het hoofdpersonage in de
roman, Boris, dezelfde voornaam heeft als Boris Goedonov, de hoofdpersoon van het gelijknamige leesdrama van
Aleksandr Poesjkin uit 1831, naderhand door Modest
Moessorgski voor een opera gebruikt, gebaseerd op gebeurtenissen in het laatste
decennium van de 16de eeuw, waarin deze Boris Goedonov een bojaar is die de
troonopvolger met een mes vermoordt of laat vermoorden om zelf de troon te
kunnen bestijgen. Zoals je het ook als toeval kunt zien dat Boris in de roman
op zondag 18 augustus met een krant op een terras op ideeën komt en de auteur
Alain Robbe-Grillet op 18 augustus werd geboren…
Anderzijds
kan het niet anders dan dat Robbe-Grillet zich voor het schrijven van zijn
roman heeft verdiept in het verschijnsel van de regicide in de loop van de
geschiedenis. Het doden van de soeverein werd uiteraard altijd beschouwd als een zwaar misdrijf. Sinds de middeleeuwen stond op koningsmoord de
doodstraf door middel van vierendeling. In Frankrijk was Robert François
Damiens de laatste die, op 28 maart
1757, op deze manier ter dood werd gebracht, nadat hij koning Lodewijk xv met een
mes had gestoken, waarbij die nota bene slechts oppervlakkig letsel opliep.
‘Het wordt een zware dag,’ zou Damiens hebben gezegd voordat hij allereerst
vreselijk werd gefolterd, waarbij onder meer zijn hand waarmee hij had gestoken
werd verbrand met zwavel en er gesmolten was, vloeibaar
lood en kokende olie in zijn wonden werd gegoten, waarna geheel volgens ‘het
gebruik’ vier paarden zijn ledematen van zijn tors trokken, al verliep dat
allerminst soepel, omdat de paarden ‘niet gewend waren te trekken.’ Uiteindelijk werden Damiens’ stoffelijke resten verbrand en werd de as
in de wind verstrooid.
Vier
paarden…, die komen ook voor in Robbe-Grillets roman: ‘(…) vier rode paarden,
vier paarden die er met stijve benen stonden; met hun hoofden in een angstige houding omhoog, leken ze bang om te worden overweldigd door een
ingrijpende gebeurtenis die onherroepelijk aanstaande was.’ En elders gaat het
over ‘wild geworden hengsten’ die ‘met alle kracht van hun hoeven’ tegen een
deur trappen. Dat is dan weer te frappant om toeval te kunnen zijn. En
het verleent daarmee de associaties met bijvoorbeeld de Afrikaanse Reth en
Boris Goedonov een nieuwe impuls, nieuwe kansen op waarschijnlijkheid. En wat
te denken van de dagkalender waar Boris bladen afscheurt, om uit te komen bij ‘Bartholomeusdag’? Bartholomeus werd levend gevild. Maar ook
vond in de nacht van 23 op 24 augustus (Bartholomeus’ naamsdag) 1572 in het
katholieke Parijs de moordpartij op hugenoten plaats, nadat op 18 (!) augustus
het huwelijk was gesloten tussen de katholieke Franse
koningsdochter Margaretha en de protestantse leider Hendrik van Navarra…
Toch
is Robbe-Grillets Een koningsmoord
allesbehalve een-op-een gebaseerd op een of
meerdere ‘ware’ gebeurtenissen, zoals Poesjkins
tekst dat wel is. Als er al verwijzingen zijn naar historische
gebeurtenissen zoals een koningsmoord en de straf ervoor, dan zijn die
onderdeel van het amalgaam of, beter, van het conglomeraat dat deze tekst is.
Het is even zinloos als onzinnig om zoiets als ‘de ware toedracht’ in deze roman te willen achterhalen.
De
‘gebeurtenissen’ lijken zich op twee ver uit elkaar liggende, paralelle
locaties te voltrekken: op een eiland waar nooit vreemdelingen schijnen te
komen en in een staat op het vasteland, met een grote, moderne hoofdstad en een blijkbaar zo goed als onontgonnen immens achterland. De ik-verteller doolt veelal rond op zijn kleine eiland, waar bijna altijd
mist hangt, terwijl Boris als calculator in dienst is bij de Algemene Fabriek,
waar de koning een bezoek komt brengen.
Van
de andere kant lijken die twee werelden telkens weer in elkaar over te gaan, of
in elk geval springt de tekst frequent over van de ene wereld naar de andere.
Dat kan vrij abrupt gebeuren, soms via een beeld, zoals een verweerde muur die
het uiterlijk aanneemt van een rotsige en zandige kust,
soms door middel van een woord, een woord als lame
bijvoorbeeld, dat onder meer kan staan
voor zowel het lemmet van een mes als voor een golf van de zee, zodat het een
scharnierpunt wordt tussen een (‘het’) mes in de hoofdstad en een bewegende vloedlijn op het eiland. (Helaas moeten
bij een vertaling zulke talige interferenties veelal verloren gaan, een verlies
dat misschien enigszins kan worden gecompenseerd door andere, nieuwe
ambiguïteiten, die mogelijk worden gemaakt door de eigenheid van de
doeltaal.)
Ook
is de vraag wie er nu eigenlijk aan het woord is en of Boris dus een heel ander
iemand is dan de ik-verteller op het eiland, of dat de een het ‘bedenksel’ is van de ander, misschien net
als die Red (een vreemdeling, student?), niet zozeer een
raadsel dat uiteindelijk opgelost zou moeten worden, maar juist het
interferentiepatroon van de verschillende amplitudes van de tekst… Mijn hemel!
Nu neem ik warempel uit machteloosheid mijn toevlucht tot abstracties en wek ik hoogstwaarschijnlijk de indruk dat deze roman of zo
intellectualistisch gewrocht is dat niemand er een touw aan vast kan knopen, of
dat hij aaneen hangt van opzettelijke vaagheden, van fantasieën en droombeelden
waar je alle kanten mee op kunt en dus nergens mee komt. Daarmee doe ik Een
koningsmoord groot onrecht. En omdat ik dat niet wil,
wil ik hier verder ook niets uit de doeken doen over de theorie van de
zogenaamde nouveau roman. Ook
niet over het feit dat deze roman in bepaalde opzichten doet denken aan het werk van Franz Kafka, of misschien aan Alice’s
Adventures in Wonderland van Lewis Carroll en dat hij in andere
opzichten vooruit lijkt te lopen op teksten van Samuel Beckett.
Alain
Robbe-Grillet (Brest, 18 augustus 1922 – Caen, 18 februari 2008) geldt als de grondlegger van die nouveau
roman, in feite een soort geuzennaam, want hij
werd door de auteur overgenomen uit een artikel in Le
Monde van 22 mei 1957, waarin zijn toen net
verschenen roman La jalousie
negatief werd besproken.
Na
zijn middelbare school in Brest aan de Normandische
kust, ging Alain Robbe-Grillet in Parijs studeren, om er landbouwkundig
ingenieur te worden. Hij werd eerst, tijdens de Duitse bezetting van Frankrijk,
door de nazi’s tewerkgesteld in een fabriek in Neurenberg, daarna, in 1945, trad hij in dienst van het nationaal instituut voor de
statistiek in Parijs, om vervolgens voor het Institut
des fruits et agrumes coloniaux
onderzoek te gaan verrichten in Marokko, Frans Guinea, op Martinique en op
Guadeloupe. (Voilà, zomaar enkele biografische feitjes die
graag zouden willen kortsluiten met zaken in de roman, zoals de kust met zijn
duinen en het klif, de totalitaire staat, het statistisch rekenwerk op kantoor,
een eiland…) Hij besluit uiteindelijk zich te wijden aan het schrijverschap.
Zoals
hij zelf al in zijn voorwoord bij de uiteindelijke uitgave van Un
régicide vermeldt, wordt zijn eersteling
‘vriendelijk’ afgewezen door een vooraanstaande Parijse uitgeverij, lees:
Gallimard. Een lot dat overigens nadien ook Les
gommes en La
jalousie beschoren zal zijn. Nadat in 1953 Les
gommes bij Les Éditions de Minuit is verschenen
(en Roland Barthes er in Critique de
aandacht op heeft gevestigd), volgen in rap tempo nieuwe boekpublicaties,
waaronder Le voyeur
(1955), La jalousie
(1957) en Dans le labyrinthe
(1959). Er volgt nog veel meer, ook op cinematografisch gebied, zoals L’Année
dernière à Marienbad (1961) met Alain Resnais en in 1963
verschijnt zijn essayistisch boek Pour un nouveau roman, dat
opent met de zin: ‘Ik ben geen romantheoreticus.’ Hij wordt literair
adviseur voor Les Éditions de Minuit en blijft dat tot 1985. Er volgt nog
steeds veel, tot hij bezwijkt aan een hartinfarct.
Zal hij in 1957 of daarna echt niet veel meer hebben gewijzigd aan Un régicide dan het allereerste begin, zoals hij beweert? Wie
Robbe-Grillets Les derniers jours de Corinthe of
een van de andere twee delen van zijn romaneske ‘autobiografie’ leest, zal gauw
beseffen dat de auteur een nogal andere omgang met ‘de werkelijkheid’ heeft dan
calculerende statistici in de kantoren van hun
instituten dat hebben. Het doet er ook niet toe. Dat wil zeggen: het doet er
alles toe dat Een koningsmoord die
voortdurende onlosmakelijke verwevenheid toont van sociale gebeurtenissen en verplichtingen, van politieke machinaties, van de schoonheid en
het kosmische geweld van natuurverschijnselen, van gedachten, projecties,
verlangens, dromen en oerangsten, waarbij gaandeweg een uiterst beklemmend
beeld ontstaat van de wezenlijke eenzaamheid van de mens als sociaal wezen, hunkerend naar paradijselijke liefde, maar afgemat, gebroken of zelfs
gevierendeeld, slachtoffer van intermenselijke controle, systeemdwang,
manipulatie, dreiging, heers- en moordzucht. Maurice Blanchot zag als centrum
van La jalousie
niet, zoals allerminst verwonderlijk, een jaloerse
echtgenoot, maar ‘de louter anonieme aanwezigheid’. Zo zou je ook de op zich
lege kern of weefspoel van Een koningsmoord
kunnen zien: een (of het) menselijk bestaan als zowel tijdelijke als eeuwige
anonimiteit op de wereld en in het universum. Niet voor niets
laat Robbe-Grillet een citaat van Søren Kierkegaard over iemand die geen spoor
achterlaat aan zijn romantekst vooraf gaan. En leeft en sterft een koning in
feite niet in net zo’n kosmische eenzaamheid en anonimiteit als zijn al dan niet geslaagde onbekende of willekeurige aanslagpleger?
In
dezelfde tekst van Kierkegaard, Het dagboek van de verleider,
staat trouwens ook: ‘Achter de wereld waarin wij leven,
ver op de achtergrond, ligt een andere wereld, die tot de eerstgenoemde
ongeveer in dezelfde relatie staat als de scène die men soms in de schouwburg
achter de werkelijke scène ziet tot deze staat. Men ziet door
een dunne sluier als het ware een wereld van
sluiers, lichter, etherischer, van een andere
boniteit dan de werkelijke. Veel mensen die zich lichamelijk in de werkelijke
wereld vertonen horen niet thuis in deze, maar in die andere wereld.’[2]
Een
koningsmoord eindigt met het beeld van een
wegtrekkende kudde schapen: ‘Ze drukten zich tegen elkaar aan, maar zonder tot een eenvormige massa te versmelten. Ze hadden geen
herder of hond bij zich.’
Je
zou dat als een existentialistisch beeld van de condition
humaine kunnen zien. Maar dan lijkt het alsof je
deze roman dus uiteindelijk symbolisch moet lezen… Zo
gauw je dat doet, als je op die ‘uitkomst’ gespitst bent, verlies je echter
alle oog en gevoel voor alles wat Een
koningsmoord juist tot een geweldige suggestieve en
speculatieve belevenis maakt, zoals die o zo concrete, uiterst nauwkeurige
waarnemingen, dus beschrijvingen van het aanrollen
van golven en ander ‘gedrag’ van water, de structuur van een gezichtshuid, het
leven van insecten in moeraspoelen, de desolaatheid van buitenwijken van een
moderne stad en de dompige wattigheid van het maar blijven hangen van een dichte mist – ik ken niemand die mist zo scherp, zo helder
in zijn ondoorzichtigheid kan neerzetten als Robbe-Grillet –, waardoor deze
roman juist het tegendeel wordt van wat je, met al die afwijkingen van de
traditionele, keurig overzichtelijke vertelling zou verwachten:
mistig. Veeleer geeft de lectuur van Een
koningsmoord je het gevoel dat juist al die
traditioneel realistisch vertelde verhalen slechts doorzichtige, eenvoudig weg
te blazen of weg te wuiven oppervlakkige nevelslierten zijn, povere schijnvertoningen.