LONI LUCATONI-WOLF - ANNOTATIES BIJ 'NIETSDANKUSSEN'




De auteur die me, alweer te veel jaren geleden, redactioneel met raad en daad terzijde stond tijdens het schrijven van mijn roman die, mede dankzij hem, in 2009 onder de titel Oorlogskind mocht verschijnen, overhandigde me bij zijn recente bezoek hier in Ticino een qua omvang bescheiden boek met de woorden: ‘Benieuwd naar wat je ervan, maar ook erin vindt.’

            Over het vinden in de betekenis van oordelen wil ik het hier niet hebben, wel over dat in de betekenis van aantreffen. Ik meende gaandeweg zowel zijn eigen werk als zijn literaire voorkeuren goed genoeg te hebben leren kennen, om zijn opmerking als uitdaging aan te durven nemen. En als een welkome bezigheid in mijn meestal vrij eenzame dagen.

            Bij mijn speurwerk bleek de novelle Nietsdankussen van Cinthia Winter allereerst een soort tegenhanger of -hangster te zijn van een grote internationaal bekende, roemruchte roman, zowel qua omvang als vertelstandpunt, maar ook, en niet in de laatste plaats, wat betreft een al dan niet happy ending. Al gauw werd me echter duidelijk dat een andere, juist nauwelijks of niet bekende roman, als het ware daar overheen, een wellicht nog belangrijkere invloed op deze novelle moet hebben gehad. Ik zat naar buiten te staren, peinzend over hoe ik de verhouding van deze novelle tot die roman zou kunnen omschrijven, toen ik de wassende maan boven Lugano zag opkomen en dacht te weten dat die mogelijkerwijs ooit min of meer uit de aarde was ontstaan – en de woorden ‘satelliet’ en ‘trawant’ schoten me te binnen.

            Vanzelfsprekend zijn er de nodige verschillen tussen die roman en de novelle, die maar liefst zo’n zesendertig jaar later is verschenen. Niet alleen in stilistisch opzicht. Zo speelt de breuk tussen de de mannelijke verteller en diens vrouwelijke partner, die in de roman veel aandacht krijgt, in de novelle zo goed als geen rol. Maar zoals het me hier niet te doen is om een stilistisch kritische beoordeling, gaat het me ook niet om een inhoudelijke interpretatie. Die laat ik graag aan de individuele lezer over. Wel wil ik die lezer middels deze annotaties wat meer wegwijs maken binnen zijn of haar lectuur van Nietsdankussen. Niet omdat de novelle anders ontoegankelijk zou zijn – verre van dat, ze is zonder meer als zelfstandige uitgave te lezen –, maar omdat de extra informatie de lectuur nog kan intensiveren en meer over de ‘bedoeling’ of de ‘rol’ van deze ‘trawant’ aan het licht zou kunnen brengen.

            Ik wil er nog op wijzen dat ik allerminst pretendeer met deze annotaties volledig te zijn. Anderzijds heb ik geprobeerd te vermijden al te speculatief te werk te gaan. Zo zou ik hebben kunnen opmerken dat de romantitel en de novelletitel niet alleen met dezelfde letter beginnen, maar evenveel lettergrepen en zelfs evenveel letters tellen, te weten 14. De suggestie die daarvan zou kunnen uitgaan lijkt echter te zeer gebaseerd op mogelijk toeval. Zoals het getal 18 van het standafgangnummer naar standpaviljoen Thalassa in Zandvoort eerst en vooral een feitelijkheid is.



Monteforca, mei 2016


– de annotaties –


05/1 op het restant van een muurtje – De hier beschreven scène komt sterk overeen met, maar is ook, qua chronologie en personages, precies tegenovergesteld aan die in Vladimir Nabokov, Lolita (1955), waar Humbert Humbert vertelt over zijn korte maar hevige verliefdheid in de zomervakantie van 1923 als jongen van dertien op de ongeveer even oude Annabel Leigh aan de Franse Rivièra.
            De naam van deze Annabel Leigh is overigens weer een zinspeling op de Annabel Lee van het gelijknamige gedicht van Edgar Allan Poe uit 1849, met deze openingsregels: ‘It was many and many a year ago, / In a kingdom by the sea, / That a maiden there lived whom you may know / By the name of Annabel Lee; – / And this maiden she lived with no other thought / Than to love and be loved by me. // She was a child and I was a child, / In this kingdom by the sea, / But we loved with a love that was more than love –.
            In Nietsdankussen gaat het echter niet om een jeugdherinnering maar om toekomstwens, en is niet de mannelijke maar de vrouwelijke partij aan het woord.
            Lolita, deel 1, hoofdstuk 4: ‘In een mimosabosje (…) vonden we een plek waar we konden zitten, bovenop een vervallen lage stenen muur. (…) Een sterrengroep straalde bleekjes boven ons, tussen de contouren van lange, doorzichtige bladeren. De trillende lucht scheen even naakt te zijn als zij was onder haar dunne jurk. Ik zag haar gezicht in de hemel, vreemd veraf, alsof het een eigen glans uitstraalde. (…) en toen mijn hand had gevonden wat zij zocht kwam er een dromerige en angstige uitdrukking, half genot, half pijn, over die kinderlijke gelaatstrekken. (…) Zij klemde mijn pols tussen haar naakte knieën om daarna weer te ontspannen. (…) Een plotselinge beweging in een nabij bosje voorkwam dat het sap van mijn hartstocht de vrije loop nam (…).’
            Geciteerd naar de eerste Nederlandse vertaling van M. Coutinho, 1958.
            In Nietsdankussen wordt hier en daar het origineel letterlijker genomen, zoals in het geval van ‘a nervous and slender-leaved mimosa grove’: de mimosa heeft zeer gevoelige bladeren die zich bijvoorbeeld bij aanraking dichtvouwen (seismonastie).
            Overigens zag Humbert Humbert zijn Annabel nooit terug; ze stierf aan tyfus op Korfoe.

06/1 Hooguit enkele – Vergelijk Huub Beurskens, Noordzeepalmen (roman, Amsterdam 1980; hier verder aangeduid met NZP), bijvoorbeeld p. 14: ‘Nu is alleen de bovenlaag van het zand los, door de wind. Opgeslagen kraag. Haast niemand, wat stervelingen hoogstens.’

07/1 de krant – Deze twee krantenkoppen plus de advertentie stonden op de voorpagina van NRC Handelsblad van vrijdag 30 april 2010 (Koninginnedag); op zaterdag 1 mei 2010 verscheen er geen editie.
08/1 verzachten mijn blik – Ook van het meisje Michelle in NZP wordt enkele keren opgemerkt dat ze een harde blik kan hebben, zoals op pagina 20: ‘Als zij glimlachte deed ze dat met de ogen en hield ze de mond strak, of ze glimlachte met de mond en hield de ogen koel.’

08/2 bij de dashboardverlichting – ‘Paradise by the Dashboard Light’ (1978) van Meat Loaf, samen met de zangeres Ellen Foley. Het nummer stond in Nederland wekenlang hoog in de hitlijsten.

09/1 aan de natte tafeltjes – NZP p. 39: ‘(…) de keuvelende leerlingen aan de tafeltjes die telkens binnen vijf minuten grote hoeveelheden chips en pinda’s verorberden. De verliefde knaap.’ De locaties en situaties van zo’n avond in Nietsdankussen en NZP zijn dezelfde. NZP p. 72: ‘Op een schoolavond waar ik haar niet verwachtte omdat het feest was georganiseerd voor de hogere klassen, waar zij zich toch naar binnen had weten te smokkelen.’

10/1 Aanvankelijk amusant – De scène komt, gezien vanuit de optiek van de docent Johan Adelaar in NZP voor op pagina’s 40-41: ‘(…) de jongen (…) probeerde haar te zoenen of om het middel te pakken (…) Soms even leek ze om mijn hulp te smeken, maar vermoedelijk besefte ze tegelijkertijd dat ik geen hand zou uitsteken. Lag je maar met mij in bed. (…) En ik stak pas een hand uit toen de jongen uiteindelijk achterover tussen de tafeltjes en stoelen sloeg, drie meter verwijderd van zijn brilletje met zilvermontuur dat ik vond via een geluid onder mijn voet.’

10/2 If you want my body – Woorden uit ‘Da Ya Think I’m Sexy?’ van Rod Stewart, afkomstig van zijn lp Blondes Have More Fun (1978). Vergelijk NZP, p. 15: ‘En tijdens het feest, laat op de avond, op het zwak verlichte dansvloertje, met de muziek van Rod Stewart of The Three Degrees (maar ik weet zeker dat het Stewart was) gingen mijn vingers door haar haren (…).’

11/1 Een minieme hoofdbeweging – NZP, p. 42: ‘Er was maar een kleine beweging van mijn hoofd nodig om haar op het dansvloertje te krijgen. Rod Stewart. Gekleurde lampen die op de maat van de muziek uit en aan knipperden (…). En voordat zij, een paar minuten later, weer van het vloertje kon verdwijnen zoals alle anderen plotseling en in haast en angst en toch met even hoop vertrokken toen de eerste tonen van een schuifelnummer inzetten, dansten wij, tegen elkaar gedrukt, if loving you is wrong, I don’t want to be right, en dansten alleen, voelden elkaar voor het eerst, alsof we nooit anders gevoeld hadden, of alsof we er die hele avond, avonden, dagen, jaren misschien, naar gehunkerd had een elkaar opnieuw te voelen. En dat “alsof” was zelfs niet aanwezig.’

11/2 If loving you is wrong – ‘If Loving You Is Wrong’, song door verschillende artiesten uitgevoerd, zoals door Luther Ingram, The Faces en Millie Jackson; ook door Rod Stewart, maar pas in 1980. Zie ook 10/2 en 11/1.

11/3 achter door mijn haar – Zie 10/2

11/4 If I can’t see you when I want to – Uit: ‘If Loving You is wrong’; zie 11/2.

11/5 Meatloaf – Zie 08/1.

11/6 Toen praktisch iedereen vertrokken was – NZP p. 43: ‘Toen alle leerlingen naar huis waren, wachtte ik buiten, dat wil zeggen, ik prutste aan mijn fietsslot, liet het sleuteltje zeven maal vallen en bood hij aan een eindje mee te lopen omdat het donker was en al zo laat. En ik nam me voor haar vanavond niet aan te raken, zelfs niet bij het afscheid nemen.’
            Afgaande op Nietsdankussen, waar de moeder van Cinthia immers komt opdagen om haar dochter af te halen, is dat aanbieden om ‘een eindje mee te lopen’ een fantasiewens van Adelaar. Typisch is ook dat de verteller in NZP niet alleen van tijd tot tijd in de jij-vorm overgaat en zich rechtstreeks richt tot het geliefde meisje, dat hier Michelle heet, net zoals Cinthia als vertelster zich in Nietsdankussen op bepaalde momenten direct tot Borgman wendt, maar dat hij zelfs haar, Michelle, in de ik-vorm aan het woord laat. Zoals in het hier geciteerde fragment. Om dan abrupt weer zijn ‘eigen’ ik-vorm op te pakken.

12/1 Ik heb altijd de indruk gehad – Vergelijk met betrekking tot de vroege dood van Cinthia’s vader die van Michelle’s vader in NZP p. 51: ‘En ook Michelle had nauwelijks herinneringen, niet eens aan haar vader die overleden was, zei ze, toen ze zes of zeven was.’
            Overigens verloor ook de op 1 januari 1935 geboren Lolita haar vader vroeg.

13/1 menige kostganger bij ons over de vloer – In Lolita verhuurt de weduwe Charlotte Haze-Becker, de moeder van Dolores/Lolita, in mei 1947 in Ramsdale (New England) een kamer aan Humbert Humbert, die na enige tijd met haar trouwt om in de nabijheid van haar dochter te kunnen zijn.


14/1 roodpaarse jack – Al op de eerste bladzijde van NZP gaat het over het ‘paarsrode jasje’ van Michelle.

15/1 Die vreselijke oogschaduwkleur van toentertijd – In NZP wordt de groene oogschaduw van Michelle meerdere keren genoemd. Bijvoorbeeld op p. 37: ‘Je droeg het paarsrode jasje. En ik was ontroerd door je te groene oogmake-up.’ en op p. 73: ‘(…) omdat ik ervan verzekerd was dat je harde ogen met de groene make-up ons voldoende zouden beschermen, Michelle.’

16/1 het behalen van slechte cijfers – NZP p. 50: ‘(…) de resultaten van Michelle kelderden schrikbarend en dat terwijl ze toch al niet tot de grootste studiehoofden gerekend kon worden. Ik voelde me schuldig.’

16/2 geslaagd afweerhysterica – Hoewel Cinthia zegt niets te willen weten van gepsycholiseer, gebruikt ze hier een krachtterm uit de moderne psychoanalyse, waarbij kan worden gedacht aan het werk van Jacques Lacan.
            ‘De hysterica, zegt Lacan, fait l’homme. (…) Maar hoewel zij zich volledig opoffert voor de Ander, wordt haar positie gekenmerkt door afwezigheid: ze lijkt altijd ergens anders te zijn met haar hoofd, verloren in haar dromen “schittert zij door afwezigheid”. (…) In haar herkennen wij de typisch hysterische strategie: het genot wordt gevonden in het uitstel van het verlangen.’
            Uit: J. Schokker & T. Schokker, Extimiteit – Jacques Lacans terugkeer naar Freud, Amsterdam 2000.
17/1 student in de rechten aan mijn zijde – Zie 19/1.

17/2 Neerlands knuffelsmartlapzanger zaliger – André Hazes met het lied ‘Zij gelooft in mij’, een Nederlandstalige cover van ‘She believes in me’ van Steve Gibb uit 1978, bekend geworden door Kenny Rogers.

17/3 professor Higgins – In My Fair Lady, een musical gebaseerd op het toneelstuk Pygmalion (1912) van George Bernard Shaw, brengt Henry Higgins [HH!] Eliza Doolittle keurige manieren bij. Rex Harrison (1908-1990) speelde de rol van Higgins, Julie Andrews (1935) die van Eliza.

18/1 zwieren met de prins van TranssylvaniëMy Fair Lady: ‘And when the Prince of Transylvania asked to meet her, and gave his arm to lead her to the floor…!Zie ook 17/3.

19/1 een verhaal van een Franse Nobelprijswinnaar – Albert Camus (1913 - 1960) kreeg in 1957 de Nobelprijs voor Literatuur. In dat jaar verscheen ook Camus’ verhalenbundel L’Exil et le Royaume, met daarin het verhaal ‘La femme adultère’. Nederlandse vertaling Koninkrijk en ballingschap, met ‘De overspelige vrouw’, door A. Eykman-Maclaine Pont, 1958.

20/2 omdat de man in het verhaal veel weg heeft van Ludo – Zie ook 19/1. In Nietsdankussen vat Cinthia het verhaal van Camus min of meer samen, tot en met het einde: ‘Elle  pleurait, de toutes ses larmes, sans pouvoir se retenir. ‘Ce n’est rien, mon chéri, disait-elle, ce n’est rien.

23/1 Deborah Harry – Debbie Harry, zangeres van de Amerikaanse band Blondie.

23/2 Eigenlijk kan niets je uiterlijk nog vervolmaken – Vergelijk Sextus Propertius (circa 47-15 v. Chr.), Liefdeselegieën, Boek I, 2: ‘Crede mihi, non ulla tua est medicina figurae’ – ‘Geloof me, jouw figuur valt heus niet te verbeteren’.

26/1 Een man die is uitgegroeid tot een zeldzaam humanitair baken – Vergelijk het op het achterplat van de pocketuitgave (Amsterdam 2015) van Albert Camus, Koninkrijk en ballingschap gebruikte citaat van de Belgische cultuurhistoricus, archeoloog en schrijver David van Reybrouck: ‘Een auteur die is uitgegroeid tot een zeldzaam humanistisch baken, een bron van medemenselijkheid waaraan velen zich laven, ikzelf incluis.’

28/1 die meisjesnaam – Vergelijk de meisjesnaam in NZP.

29/1 Thalassa – Grieks: zee. Naam van het strandpaviljoen bij strandafgang 18 in Zandvoort.

30/1 verwaiste Kätzchen – verweesd katje.

31/1 Knirps – Duits voor dreumes. Ook merknaam van opvouwbare paraplu.

31/2 Schleiermacherstraβe – Straat in Köln-Mülheim, genoemd naar Friedrich Daniel Ernst Schleiermacher (1768-1834), een Duitse gereformeerd theoloog en filosoof, bekend vanwege zijn hermeneutiek.
            Volgens Schleiermacher kan men door interpretatie van de  tekst de innerlijke creatieve bedoeling van de schrijver reconstrueren, denken wordt zo gelijkgesteld aan taal; hij onderscheidt taal en denken, grammatica en psychologie, objectief en subjectief begrijpen, maar laat deze aspecten uiteindelijk samenvallen.

33/1 Een elegant, klein, mat glanzend blauwzwart zakpistool – Het wapen dat Cinthia van (‘hoogstwaarschijnlijk’) een Rus koopt, lijkt verdacht veel op het pistool dat Humbert Humbert in Lolita (deel 2, hoofdstuk 17) gebruikt: ‘Daar lag een zakpistool, netjes ingepakt in een witte wollen shawl: kaliber .32, magazijninhoud 8 patronen, lengte iets minder dan een negende van Lolita’s lengte, gemarmerde notenhouten lade, diep donkerblauwe finish. (…) “Bijzonder geschikt voor huisgebruik, in de auto alsook op het lichaam.”’

33/2 vvorr use een ze chome – Zie 33/1.

34/1 Udachi, ledi! – Russisch: ‘Succes, lady!’

34/2 witte wollen sjaal – Zie 33/1

37/1 Debbie Heart of Glass Harry – ‘Heart of Glass’ is het vierde nummer op kant B van de Blondie-lp Parallel Lines uit 1978, met regels als ‘Once I had a love and it was divine / Soon found out I was losing my mind / It seemed like the real thing but I was so blind / Mucho mistrust, love’s gone behind.
38/1 een man met een grijze baard en Oostenrijks accent – Sigmund Freud.

38/2 Höllenschlund – Letterlijk hellemuil. Onbekend merk.

39/1 One way or another – ‘One Way or another’ is het tweede nummer op de A-kant van Parallel Lines. Zie 37/1.

40/1 Oh why can’t we talk again – ‘Hanging on the Tele­phone’ is het openingsnummer van Parallel Lines. ‘I’m in the phone booth, it’s the one across the hall / If you don’t answer, I’ll just ring it off the wall.Zie 37/1.

41/1 niet eens bij hem in de klas gezeten – Ook Michelle in NZP is geen leerlinge van Adelaar. Bijvoorbeeld op pagina 115: ‘(…) heeft nooit les gehad van Johan (…).’

42/1 begon met 0033 – Het landnummer van Frankrijk.

43/1 Sommige kunstwerken maakten me zelfs opstandig – NZP p. 11: ‘Kwaad werd Michelle toen we tegenover een wand stonden waartegen een van Daniel Spoerri’s onafgeruimde tafelbladen, verticaal gehangen tegen de muur, met etensresten en vlekken, sigarettenpeuken, afgebroken leven in papierfrommels, in beduimelde glazen, glasresten, of verstard slijm aan grauwe borden, kwaad omdat er toch ook feesten waren waar je met plezier op terugkeek, waar nog steeds de guirlandes in bonte kleuren hingen, waar de dansmuziek weer opklonk en het lachen (…).
            En als jij dit mooi vindt, terwijl ze koppig een schouderbeweging in de richting van de muur stootte, ben je zelf net zo’n pessimist en ik heb een hekel aan pessimisten! De handen diep in de broekzakken. (…) Ik glimlachte tegen de twee geüniformeerde suppoosten die Michelle al een paar zalen lang als gewichtig object van hun plicht beschouwden, maar merkte hoe ik rood kleurde toen ik hen lachend naar elkaar zag seinen met een verdekt duimgebaar in de vuist.
            (…) Maar zij dronk limonade, een heel glas in drie teugen, vroeg om nog een gevulde koek, liet daarna een reusachtige roze kauwgumbal knappen en beweerde dat het restaurant het gezelligste en daarom beste gedeelte van het museum was. En ik was het ongetwijfeld toen met haar eens en veegde nog vlug de kruimels en papiersnippers bijeen die zij op het tafeltje achterliet.’

44/1 Max Beckmann – Max Beckmann (1884-1950) was een Duitse expressionistische schilder. In 1937 hing werk van hem op de tentoonstelling Entartete Kunst. Vanaf dat jaar verbleef hij in Amsterdam. In 1947 emigreerde hij met zijn vrouw Mathilde, ‘Quappi’ (1904-1986) naar de Verenigde Staten. Op 27 december 1950 overleed Beckmann in New York aan een hartaanval op straat. Het Stedelijk Museum in Amsterdam bezit zijn Dubbelportret van Quappi en mij uit 1941.
46/1 het glas warme chocolademelk – In tegenstelling van wat in NZP staat vermeld; zie 43/1. Maar in Lolita, deel 1, hoofdstuk 3 staat dit: ‘Annabels gezicht was niet duidelijk te zien, want ze was geheel verdiept in de chocolat glacé waarover ze gebogen zat, en haar smalle, naakte schouders en de scheiding in haar haar was het enige herkenbare (voor zover ik me die foto herinner) temidden van het zonnige vlak waarin haar onzichtbare lieflijkheid schakeerde.’

47/1 Of ik geloofde dat twee mensen voor elkaar bestemd konden zijn – NZP p. 57: ‘Bovendien was ik me ervan bewust dat het toeval was dat ze dertien was. Ze had een vrouw van dertig kunnen zijn, of achttien. Hoogstens was ze zo’n vijftien jaar te laat verschenen, het madonnaatje.’

49/1 Wanneer gaan wij daar samen naartoe – NZP p. 124: Gaan we deze zomer naar de Middellandse Zee? Doen we, zei ik.’

50/1 I’m gonna Love You Too – ‘I’m Gonna Love You Too’, de Blondiecover van een nummer van Buddy Holly, staat op de B-kant van Parallel Lines: ‘You’re gonna say you miss me / You’re gonna say you’ll kiss me / You’re gonna say you love me / And I’m gonna love you too.

50/2 Let me smoke another cigarette – Het citaat is afkomstig van ‘No Imagination’ op de niet lang voor Parallel Lines uitgebrachte Blondie-lp Plastic Letters. Eyes that tell me “Baby, you don’t need no invitation” / Let me smoke another cigarette before I make a move / I can see me in the morning; losing my direction / Deep inside my overcoat, footsteps for the door.Overigens is in NZP ook Michelle een rookster, bijvoorbeeld op pagina 81: ‘(…) zei Michelle, stak een vierde sigaret op (…).’

52/1 Ik zag twee jongens – NZP p. 48: ‘Terwijl we op de tram wachtten, in de kou, balanceerde ze waaghalzerig op een gietijzeren tuinhek, begon een hevig sneeuwbalgevecht met twee langskomende jongens. Ik keek een andere kant op; dat ze zich verdedigde, prima, maar ze hoefde toch niet zelf met zoiets te beginnen? Ze schraapte met haar laarzen de sneeuw van wat plavuizen en hinkelde daar minutenlang, greep mijn arm en sprong met mij in de opening van de tram, tikte op mijn rechterschouder, waarop ik meteen reageerde door naar rechts achterom te kijken en dan stond ze altijd aan een andere kant van mij te schateren.’

53/1 niet ongeschonden – NZP p. 65: ‘(…) ze draaide zich naar me toe en zei, wees niet zo bang, ik ben wel eens eerder met een jongen naar bed geweest (…).’

61/1 Alexander in Bactrië – Alexander de Grote (356-323 v. Chr.) huwde in Bactrië met de ongeveer zestien jaar jongere Roxane.

63/1 Toen de bus optrok – NZP p. 123: ‘Maanden geleden had ik ook naar haar teruggezwaaid, in de sneeuw, toen ze in de bus zat en tegelijkertijd zag ik toen dat ze alleen maar het beslagen raam met de vlakke hand schoonveegde om naar buiten te kunnen kijken.’

65/1 zette ik voor hem boeken in een kast – NZP p. 123: ‘Mijn boekensysteem in de kast lag helemaal in de war. Jalta lag onder de Vrede van Munster, Napoleon leunde tegen Alexander, Michelle tegen de deurpost.
            Wil je dit even voor me vasthouden? Daarna is ze twee uur in de weer geweest, waarbij ik haar natuurlijk herhaaldelijk moest corrigeren, omdat ze na de veertiende eeuw nog niets had gehad. Maar uiteindelijk kregen we de hele zaak samen op een rijtje.’

65/2 dat het de beginregel was van Propertius’ eerste elegie – ‘Cynthia prima suis miserum me cepit ocellis’ – ‘De eerste die met ogenspel mij ving was Cynthia’. Zie ook 23/2.

66/1 Will you never leave me – Zie 08/1.

67/1 zoveel het ging te voorkomen – NZP p. 73: ‘Negeerden elkaar op school zo veel en bewust mogelijk, ofschoon het heerlijk was om in een stroom leerlingen tijdens de leswisseling even langs elkaar te strijken.’

67/2 Een van zijn vrouwelijke collega’s – NZP p. 59: ‘Er was een vrouwelijke collega die ik op een bepaald ogenblik steeds veelvuldiger begon op te merken als ik Michelle zag, als Michelle in de buurt van een gangkruising postte of in de buurt van mijn lokaal. (…) Er zat weinig anders op. Op een feestje. Gelukkig ging het allemaal niet zo best in bed. We probeerden het later nog een paar maal, maar na een maand was ze teleurgesteld genoeg.’

67/3 If I can’t see you when I want to – Zie 11/4.

67/4 afspraakjes – NZP p. 50: ‘Het spookte steeds meer in mijn hoofd dat we nergens veilig waren.’

68/1 bioscoop aan het eind van de HaarlemmerstraatThe Movies, de oudste nog in gebruik zijnde bioscoop van Amsterdam.

68/2 uitgerekend die speelfilm – Stanley Kubrick, Lolita (1962), naar de roman van Vladimir Nabokov. De rol van Lolita’s moeder werd vertolkt door Shelley Winters (1920-2006), eigenlijk Shirley Schrift, de joodse dochter van Rose, geboren Winter [!], en Jonas Schrift. De moeder van Cinthia in Nietsdankussen heet Shelley (pagina 87).

69/1 een andere film – Bernardo Bertolluci’s Last Tango in Paris, met Marlon Brando (48) en Maria Schneider (20).
            NZP p. 85: ‘Ik kon het meisje gemakkelijk mee naar binnen nemen, misschien dat niemand haar op het eerste gezicht dertien schatte. Vrij spoedig was ik enigszins geïrriteerd toen een ratelende metrotrein over en door het hoofd van een gebroken man daverde en een meisjeshand over mijn been begon te bewegen, ik een adem steeds warmer in de zijkant van mijn hals voelde. Ze bleef aandringen, ten koste van de film, maar merkte ten slotte dat ik op haar avances niet wilde ingaan, sloeg de armen over elkaar, stak de benen over de stoelleuning voor haar en trok het bokkende gezicht, nam ik aan. Totdat ik die schok kreeg, ergens in de film besefte dat wij, het meisje en ik, hadden afgesproken geen namen te hebben en dat niemand iets van ons wist, hier in deze donkere ruimte met een mogelijk uitzicht op een film waarin een oudere man en een jong meisje in een ruimte zonder namen door niemand gekend alles konden vergeten en ik keek naar links in de bijna lege zaal en vermoedde hoe daar een man en een vrouw en ik sloeg mijn arm om een slapend meisje, zoende haar wakker en dat ze wakker werd merkte ik omdat ze weer begon te kauwen, ook begon te gloeien, terwijl mijn rechterhand door haar haren, mijn linker over haar borsten en zij over de binnenkant van mijn dij. Zo kon ik gelukkig ook het moment missen dat het meisje de man neerknalde terwijl ze haar naam uitsprak. Bij de eindtitels plakte ze haar kauwgum onder een bioscoopstoel en liep met mij de winter weer in.’
69/2 een cowboyfilm zonder paarden – De Amerikaanse schrijver Norman Mailer klaagde erover dat Last Tango in Parisa fuck film without the fuck’ was, zoiets als ‘a Western without the horses.
70/1 Maar hij hapte niet, tastte niet toe – Staat haaks op wat in NZP op p. 85 (mogelijk als fantasie) wordt verteld. Zie 69/1.

71/1 zo gauw alles voor hem te hebben was – Vergelijk het gedicht ‘Never Give All the Heart’ van W.B. Yeats (1865-1939):
Never give all the heart, for love
Will hardly seem worth thinking of
To passionate women if it seem
Certain, and they never dream
That it fades out from kiss to kiss;
For everything that’s lovely is
But a brief, dreamy, kind delight.
O never give the heart outright,
For they, for all smooth lips can say,
Have given their hearts up to the play.
And who could play it well enough
If deaf and dumb and blind with love?
He that made this knows all the cost,
For he gave all his heart and lost.

W.B. Yeats overleed in Roquebrune-Cap-Martin, waar hij ook werd begraven. Naderhand werden zijn (vermeende) stoffelijke resten overgebracht naar Ierland. Net als bij de herinnering van Humbert Humbert (05/1) worden in Nietsdankussen de genderrollen hier omgekeerd.

72/1 Le Fellini – Italiaans restaurant, 7 Promenade du Cap-Martin, Roquebrune-Cap-Martin, Frankrijk.

72/2 vakantiekennisje – Zie 05/1.

74/1 Liefde kun je uitstellen – Sextus Propertius: ‘differtur, numquam tollitur ullus amor.’ Zie 23/2.

75/1 Dolly Schiller – In Nabokovs roman sterft Lolita op zeventienjarige leeftijd als Mrs. Richard F. Schiller in het kraambed.

75/2 tweemaal verfilmde roman – Na Stanley Kubrick (zie 68/2) maakte Adrian Lynne in 1997 een speelfilm van Lolita.

76/1 tes accents tendres – ‘Tes accents / Tendres et touchants, / Tes regards séduisants, / Ton doux sourire / Sont les seuls biens que je désire.Woorden die Orpheus in de tweede akte zingt wanneer hij zijn Eurydice gaat ophalen uit de onderwereld, in de opera Orfeo ed Euridice of Orphée et Eurydice (1762) van Christoph Willibald Ritter von Gluck (1714-1787). In tegenstelling tot de meeste versies van het mythische verhaal, kent de opera van Gluck een happy end. Eurydice is blij dat hij haar komt halen, Orpheus weigert echter haar aan te kijken vanwege de eis die verbonden is aan haar terugkeer, maar vertelt haar niet waarom. Eurydice begrijpt niets van zijn houding en probeert steeds weer oogcontact met hem te krijgen. Uiteindelijk concludeert ze dat hij niet meer van haar houdt en weigert ze verder te gaan. Orpheus houdt het niet langer uit en draait zich om. Zodra hij Eurydice aankijkt, sterft ze opnieuw. Hierop besluit Orpheus zelfmoord te plegen zodat hij en Eurydice herenigd zullen worden in de onderwereld. Dan houdt Amor hem tegen. Uit respect voor Orpheus’ liefde voor Eurydice brengt Amor haar weer tot leven. Herenigd verlaten de twee alsnog de onderwereld.

76/2 Wiener Berggasse – Sigmund Freud woonde en werkte op het adres Berggasse 19 in Wenen.

77/1 een toepasselijke naam – In Anabasis van Xenophon (ca. 430-354 v. Chr.) wordt verteld hoe de Griekse soldaten, op weg naar huis diep vanuit Perzië, ‘Thalassa! Thalassa!’ (‘De zee! De zee!’) juichten toen ze eindelijk, na een barre tocht, de zee zagen. Overigens bleek het de Zwarte Zee te zijn en waren ze dus nog niet aan het einde van hun mars.

78/1 chocolat glacé – Zie 46/1.

78/2 het fonteinwater op de promenaderotonde – In Roquebrune-Cap-Martin op de rotonde waar de Avenue François de Monleon aan zee komt tussen de Promenade du Cap-Martin en, in het verlengde daarvan, de Avenue Robert Schumann.
            Overigens is de vermelding hiervan, net als die van Le Fellini (zie 72/1), een bewust of onbewust gemaakte chronologiefout in Nietsdankussen, immers tijdens de autorit op 2 mei 2010 kan de vertelster feitelijk nog geen weet hebben van het bestaan van deze fontein.

80/1 dat losse papiertje – Ook in NZP is er sprake van een papiertje, zij het met een andere boodschap, p. 97: ‘Ik pakte een stukje papier, schreef erop: De bom is geplaatst; zie je vanavond, C.S. 19.15, vouwde het enkele malen en liep de drukte van de gang in, in de stroom leerlingen die weer hun lokalen opzochten en wist Michelle snel te bereiken in die drukte, drukte even tegen haar aan en propte het briefje in haar rechtervuist. En zij drukte nog even tegen mij aan, zoals iedereen tegen elkaar botste, langs elkaar wreef en schuurde.’

80/2 De Dopey – Dopey is de jongste en kleinste dwerg in Walt Disney’s tekenfilm Sneeuwwitje en de zeven dwergen (1937). Hij heeft enorme flaporen en zegt nooit een woord. Nietsdankussen bevat meerdere verwijzingen naar het sprookje van Sneeuwwitje. Pagina 57: ‘De verhitte Laura raadpleegde het blozende sneeuwwitjesspiegeltje uit haar tas en ik aan de wand het roosterbord achter glas.’

84/1 schuchter, bruin, met zachte ogen – Vergelijk het slot van het gedicht ‘The Jungle’ van William Carlos Williams (1883-1963): ‘a girl waiting / shy, brown, soft-eyed – / to guide you / Upstairs, sir.

84/2 Hoe kan dat nou – In NZP vreest Johan Adelaar min of meer het omgekeerde. Pagina 80: ‘Dat het uit was, dat het afgelopen was. Dat ze er niet meer tegenkon, al die geheimzinnigheid. Dat ze wist dat het allemaal verkeerd was, dat het toch nooit iets zou worden, wat verborgen is kon niet goed zijn, ik zou haar over een tijdje laten vallen.’ En in Adelaars voorstelling gebeurt dit wanneer ze wel degelijk met de trein naar zee zijn gereisd. ‘We dronken nog koffie. Ik koffie. Uitzicht op zee. Haar glas cola op de jukebox.’

84/3 het Schiller – Gerenommeerd Amsterdams hotel, in 1912-1913 aan het Rembrandtplein gebouwd door de familie Schiller (hoogstwaarschijnlijk niet verwant met die van Dick, de echtgenoot van Lolita).

85/1 ontslag genomen – In NZP maakt Adelaar melding van zijn voornemen om ontslag te nemen. Pagina 126: ‘In het begin had ik wel eens tegen Michelle gezegd, misschien dat ik volgend jaar van deze rotschool ga, ik kan er niet tegen.’ En: ‘Toen eindelijk het afscheidsglas geheven werd, luchtte me dat erg op.’

85/1 aan de rand van een bergwegLolita, deel 2, hoofdstuk 36: ‘Toen ik de vriendelijke afgrond naderde, werd ik me bewust van een melodieuze eenheid van klanken die als een wolk oprees uit een klein mijnstadje in de vallei aan mijn voeten. (…) Wat ik hoorde was slechts de melodie van spelende kinderen (…). Ik stond op mijn verheven plaats te luisteren naar die muzikale vibraties, naar die af en toe opklinkende kreten met op de achtergrond een soort van terughoudend murmelen en toen wist ik dat het hopeloos schrijnende van alles niet Lolita’s afwezigheid was, maar de afwezigheid van haar stem in die harmonie.’

87/1 Maar kussen, kussen wil ik – NZP p. 138: ‘Ze had me een hand toegestoken. Omarm me! Kus me, kus me toch alsjeblieft, had ze gesmeekt.’

88/1 naaldbos – Ook in NZP komt zo’n groot bos met ‘dennen’ voor. Pagina 139: ‘Het bos was onmetelijk diep.’

88/2 Verdrängungsarbeit – Sigmund Freud stelt dat ‘de onderdrukking van de affectontwikkeling het eigenlijke doel van de verdringing is en dat de verdringingsarbeid onvoltooid blijft als dat doel niet wordt bereikt.’

89/1 Op 2 mei – Extreem koud begon mei in 1979, toen de hoogste temperatuur in Nederland de eerste vijf dagen tussen 7 en 9 graden lag. In de vroege ochtend vroor het 1 tot 3 graden. Daarbij vielen er talrijke sneeuwbuien, en vooral op 2 mei 1979 sneeuwde het flink.

89/2 Half verloren doolde Cinthia dolorosa – Associatie met een ‘Mater dolorosa’, de Moeder Maria die diepbedroefd is om het verlies van haar zoon; de maagdelijke Maria. Hoewel Cinthia dan al geen maagd meer is in de fysieke zin van het woord, maar in zekere zin wel in de verhouding met of tot haar grote liefde. Zo bezien roept dit ‘dolorosa’ het beeld op van de sculptuur van Michelangelo, de piëta in de Sint Pieter, met een Maria die onloochenbaar jonger is dan haar op zijn drieëndertigste gestorven zoon die op haar schoot, bijna tussen haar gespreide benen ligt. Maar wellicht is dit een puur persoonlijke associatie.
            Deze onder meer door zijn herhalingen van de o-klank lyrisch aandoende zin bevat echter ook een toespeling op Nabokovs Lolita. Dat wordt helder wanneer hij wordt gelezen of omgezet in de taal waarin Nabokov zijn roman schreef: ‘(…) Cinthia dolorosa as through winter haze.’ Cinthia Winter en Dolores Haze gaan er dan in schuil: die tweede naam is de officiële van Lolita, voordat ze vroegtijdig verpietert tot Mrs. Richard F. Schiller.

89/3 Maar haar voetjes – Vergelijk Sextus Propertius, Boek 1, 8a, waar Cynthia wordt gevraagd of ze zo alleen wel met haar bevallige voetjes over bevroren grond en door de sneeuw kan gaan: ‘tu pedibus teneris positas fulcire pruinas, / tu potes insolitas, Cynthia, ferre nives?

89/4 strandpaviljoenschrootjesspanner – Een uiteraard niet bestaande vlindersoort. Een spanner is een vlinder uit de familie der Geometridae, zoals een weeskind (in dezelfde zin) een vlinder is uit de familie der Erebidae of spinneruilen. Beide vlindersoorten zijn overdag niet actief.

90/1 Ja, weet ik nu – Zie eventueel 78/2.

90/2 Magda Peters – Magda Peters is eveneens de naam van de zeventienjarige ouvreuse op wie Bruno Krechmar, een getrouwde man van middelbare leeftijd, fataal verliefd wordt in de Russische roman Kamera obskura (1932) van Vladimir Nabokov. In de Engelse vertaling van de roman, die onder de naam Laughter in the Dark verscheen (1938), heet de ouvreuse Margot Peters en de man Albert Albinus.

90/3 Amsterdam zich hulde in oranje – Koninginnedag, vrijdag 30 mei 2010.

91/1 door afwezigheid had geschitterd – Zie 16/2.

91/2 mijn achttiende verjaardag – 11 november 1982.

93/1 Boreas – De Griekse god van de noordenwind.

94/1 wentelend vlammend zwaardOude Testament, Boek Genesis 3: ‘En Hij dreef den mens uit; en stelde cherubim tegen het oosten des hofs van Eden, en een vlammig lemmer eens zwaards, dat zich omkeerde, om te bewaren den weg van den boom des levens.’


Copyright © 2016 Loni Lucatoni-Wolf, Monteforca, Zwitserland. Cinthia Winter, Nietsdankussen verscheen in 2016 bij Uitgeverij Koppernik, Amsterdam. Copyright © 2016 Cinthia Winter, Cap Martin, Frankrijk. ISBN 978 94 923 1307 2 / NUR 923
_____________________________
Loni Lucatoni-Wolf (1944) woont in het Zwitserse kanton Ticino. In 2009 verscheen bij uitgeverij Meulenhoff, Amsterdam, onder haar meisjesnaam Loni Wolf, de roman Oorlogskind.