Schieten
Terwijl er in de
verte werd geschoten nam ik nog gauw een slok water.
Wat
was er aan de hand. Er is iets aan de hand. Een straatgevecht misschien?
Het
schieten kwam dichterbij. Ik kon duidelijk de bevelen horen, de adem der
slachtoffers, het gekrijs en geschreeuw.
Binnen
enkele minuten zouden ze hier zijn, ik was vijftien en ik had geen wapen.
Ik
kon mij niet verdedigen, elk ogenblik kon ik door een kogel getroffen worden, nou
dat was het dan, zo erg is het nou ook weer niet.
Maar
ze gingen mij, al schietend, voorbij. Ze hebben mij niet gezien. Van nu af aan
was ik, buiten mijn schuld, een overlevende. Dat betekende dat ik verder moest leven en dat heeft mij grote moeite
gekost.
Rust
Er werd mij verteld dat er in mijn land een hartstochtelijk verlangen
was naar een welluidende rust. Zo noemden ze dat: een welluidende rust.
Toen ik het hoorde werd ik boos. Ze moesten de
handen uit de mouwen steken, als ze tenminste nog handen hadden, maar ze lagen
liever in hun hangmat. Nogmaals, ik wond me erg op, dat begrijp je wel.
Ik wilde weten waarom ze hun rust wilden. Weet je
wat ze zeiden? Ze zeiden dat ze zojuist de vrijheid hadden verslagen. Daarom.
Wat? Spraken ze over de vrijheid? Welke vrijheid?
Ja, dat wisten ze ook niet, ik moest niet zulke moeilijke vragen stellen.
Ik was verbijsterd. Ten einde raad bezocht ik een
bevriende arts, een kwakzalver van jewelste.
Hij keek me lang aan en zei dat ik wartaal sprak.
IK? Wartaal? Misschien wel.
En hij voegde er nog aan toe dat het tijd werd
dat ik afstand deed.
Ik heb m’n hermelijnen mantel te voorschijn
gehaald en afstand gedaan. Ik ben zelfs afgetreden, met trompetgeschal.
Nee, ik mag me nergens meer mee bemoeien, ik zeg
niks meer.
______________________________