BENNO BARNARD - MIJN GEDICHTENSCHRIFT 3 - NIGHT MAIL

Night Mail


(Commentary for a G.P.O. Film)

I

This is the Night Mail crossing the Border,
Bringing the cheque and the postal order,

Letters for the rich, letters for the poor,
The shop at the corner, the girl next door.

Pulling up Beattock, a steady climb:
The gradient’s against her, but she’s on time.

Past cotton-grass and moorland boulder,
Shovelling white steam over her shoulder,

Snorting noisily, she passes
Silent miles of wind-bent grasses.

Birds turn their heads as she approaches,
Stare from bushes at her blank-faced coaches.

Sheep-dogs cannot turn her course;
They slumber on with paws across.

In the farm she passes no one wakes,
But a jug in a bedroom gently shakes.


       - W.H. Auden
        Uit: Collected Poems (Vintage International, 1991)

 

Nachtpost


(Commentaar bij een film voor de Posterijen)

I


Dit is de Nachtpost op weg naar het noorden,
Die postwissels brengt en brieven vol woorden:

Voor rijken en armen gelijk maakt ze haast,
De buurtkruidenier, het meisje hiernaast.

De steile helling die naar Beattock leidt
Is tegen haar, maar toch is ze op tijd.

Op de hei, rotsiger en kouder,
Schept ze witte stoom over haar schouder;

Mijlen golvend grasland zwijgen
Tegen haar luidruchtig hijgen.

Vogels draaien hun kopje naar haar licht,
Staren naar haar wagons zonder gezicht.

Honden kunnen haar niet pakken
En laten dus hun kop weer zakken.

De boerderij die ze passeert slaapt door,
Maar van een kan naast een bed trilt het oor.

Vertaling B.B.


De BBC was zo voorkomend het grijze reclamefilmpje nog eens uit te zenden dat de General Post Office Film Unit in 1936 had gedraaid en waarvoor W.H. Auden een begeleidend verscommentaar had geschreven. Je zag een stoomtrein zich door Engeland voortbewegen, in die voor stoomreinen zo typerende mensvormige stijl, en off-screen hoorde je de dichter bovenstaande en nog veel meer regels reciteren, op het ritme van de lichtjes schokkerige beelden.
In John Fullers W.H. Auden, A Commentary lees ik dat Auden zijn verzen bij de al gemonteerde beelden heeft geschreven, in plaats van omgekeerd, en dat hij ‘even found it necessary to time his spoken verse with a stop-watch in order to fit it exactly to the shot on which it commented’. Wat een cultuur, die zo’n dichter en zulke posterijen voortbrengt! Nog gezwegen van boeken als dat van Fuller, die ieder gedicht van Auden van glossen voorziet, als een vrome rabbijn de Tora.
Net als Auden ben ik gevoelig voor de charme van ouderwetse techniek, die nog zoveel antropomorfe en dus menselijke trekken heeft, en daarom heel geschikt is voor de productie van metaforen. Bij Martinus Nijhoff ‘heft’ de Oriënt-Express ‘haar knie’, iets wat ik de TGV nog niet zie doen – en inderdaad, die antieke drijfstangen zijn als gewrichten.
Gezegend dus de grote kinderen die de spoorweg tussen Bodiam en Tenterden in Sussex in stand houden, want ze verbinden de materie met de droom en Victoria met de huidige eeuw, via de tussenstations Kindertijd en 1974. In dat laatste jaar reisde ik alleen door deze streek.
Een jonge boerin spreidde mijn bed. Ik ontwaakte in Breakfastshire, in welk graafschap ze zingend spek voor me stond te bakken. ’s Avonds zette ze me lamspastei voor, met een glas ale, die in het licht van de open haard, evenals het mahonie van de eettafel, van vlammen leek te zijn gemaakt Ze plaagde me met mijn jeugd en deed alsof ze over het tweede glas aarzelde. Overdag ontvouwde de vallei van de Rother haar heerlijkheden voor me. Bijna was ik hier boer geworden. Mijn verblijf kostte een pond per etmaal.
Ik koop een retourtje op station Bodiam, dat in 1900 is geopend, in 1954 gesloten en in 2000 heropend. De Railway Supporters Association onderhoudt de oorspronkelijke stoomtreinen, poetst het geelkoperen beslag, herstelt de stof van de eersteklasbank waar ik op neerzijg, want gewoon gaan zitten op rode trijp is ongemanierd. En we vertrekken onder dat astmatische snuiven als van een reusachtige hond: de locomotief schept witte stoom en werpt die over haar schouder; en ik denk aan al die achteloos sublieme beelden uit ‘Night Mail’. Vergeef mij, Meester, dat ik soms zelf iets opschrijf.
We hijgen door een voorbij maar toch voortbestaand Engeland: het groen, groen knollenland van het dal openbaart zich aan ons, en de zwoegende drijfstangen brengen mijn interne associatiemechanisme onweerstaanbaar op gang: ik herinner me opeens dat mijn vader aan boord van de ferry naar Engeland uitlegde dat een zeereis zich van een landreis onderscheidde door voyage te heten in plaats van journey. En een boot, dat was altijd een she; en een trein ook.
In Harwich namen we de trein naar Londen. Het was natuurlijk een elektrisch exemplaar, maar er hoorde een oude buffetwagon bij, waar het rood domineerde en de bilafdruk van koningin Victoria werd bewaard. We aten er met zilveren bestek. De Engelse steward, geheel verkleed zoals wij dat verlangden, sprak een kleurrijk Nederlands, gebroken als licht in een prisma. Of we bij de eieren en toast en thee en marmelade en spek en cornflakes en kippers en champignons en tomaten ook oeworstjes wensten te nuttigen.
Mijn stoomtrein rijdt verder door de tijd. Straks, in 1974, ligt de boerin op me te wachten. Naast haar bed trilt dat oor, dat bij Auden ontbreekt. Leve de rijmdwang: zoals een gedicht meer weet dat zijn dichter, weet ook een vertaling meer dan haar vertaler.

___________
Benno Barnard publiceerde zojuist Dagboek van een landjonker (uitg. Atlas Contact).