Was ik landschap, zou ik van de
mens wegvluchten
kunnen, die dromer die aan strand en
afgrond over-
weldigd door zijn eigen gevoelens staat
te zuchten,
de zelfzuchtige evenmenstuchtiger,
levensberover
in woestijnzandweidsheid en uitgestrekte
wouden,
als was ik voor al zijn
handelingen, van zijn depor-
taties tot zijn ochtendwandelingen,
slechts decor,
die af- en uitgravende verbruiker
of toezichthouder
juist op het natuurlijk moeten
blijven van natuur,
de godgezinde of juist goddeloze
bemoeial vanwege
zijn gewisheid van het komen van
zijn stervensuur.
Was ik landschap, zou ik in
zelfvergetelheid gelegen
op deze planeet kunnen wachten voor
de korte duur
dat de mens er is gegeven om zich in
me uit te leven.