BREYTEN BREYTENBACH - OPHOKSCHRIJFSELSSCHOONMAAK


Breyten Breytenbach - 'Self as a Goldfish', Parijs, april 2020
Loop- en valbewegingen

(fragmenten)

vertaald uit het Afrikaans door Laurens Vancrevel


'je moet niet zo razen
met stof --
maak schoon!
maak schoon voor de woorden
die misschien nog hier
op deze aarde
willen komen wonen!'


mensen, vat mij toch niet zo ernstig op –
ik wil niet op je oren zitten:
kijk, ik ben een ouwe zeur
allang beschimmeld door al die reizen
door verre vergezochte landen
verlandschapt tot leven –
doorkneed in de kulkunstjes
om te maken dat ik overleef
in de woordpraatjes
van de asjeblieftmond
afgeveegd aan mijn hand


            ***


ik wil een gedicht schrijven
zonder inspiratie
alsof de stengels van sterven
            regel voor regel
met de alternatieven zoals woorden worden gewist

zodat jij, lezer, klankvoets
het slot van oneindigheid
(samen met mij) kunt beleven
            regel voor regel
totdat er niets meer over is om over te schrijven
tot het niets slechts overblijft
om in de oren te kijven

en dat ik met opzet
            regel voor regel verlijf
en niet lijntje voor lijntje
bijgelovig om zo in geen enkele verzegeling
opgesloten te hoeven bungelen
en daar geen gek meer voor jou zal zijn,
Engel, om op of aan te hangen


                        ***


               leven is
            verlostijd

               dood is
            tijdverlossing


                        ***


de voordelen van kennis
            (een koekoeksvers met respect voor Kenneth Rexroth)


ik ben een vent zonder ambities
en met weinig vrienden, volkomen ongeschikt
om mijn brood te verdienen,
            en ik word ook niet jonger –
voortvluchtend
            voor de een of andere pennenstreek verdoemenis
eenzaam, slordig gekleed, wat maakt het uit?
's nachts maak ik voor mezelf
een glas warme witte wijn met zaadjes kardemom,
in een afgedragen grijze kamerjas en een oude pet op mijn kop
zit ik in de kou gedichten te schrijven
en krabbel naaktfiguurtjes in de schuine marge
            en doe fucky-fucky
met de minderjarige nymfomanen van mijn verbeelding
om een-zaam en hol-alleen
                        het geween
van het mens-zijn te vernemen
vervreemd door de nacht

maar ook als de hemel
                        door gewicht
uit het diepniets verschuift
en de ruimte weer zingt
met de klanken van de tijd van leven
om het ene-en-gedeelde gezicht van de eigen andersheid
                         gewaar te worden
keer op keer als flitsbericht
ont-huld in de speling
van dit dit gedicht

in dit gedicht, praatplek voor stenen,
biedt de beker bittere liefde
                        aan de lippen
van liefde, verloren liefde, liefdes
verraad ons voorbij gegaan
                        en wat zou kunnen zijn
en wat er moge zijn valt als ketenen
van ons af in lieflijke plekken
en dropt ons nu hier tussen de virussen
geperst in de onsterflijke
koolwaterstoftekens van  vlees en steen             
                        en papier

            envoi:
lezer, sta mij deze mijmering toe
om een oude dichter te zijn die droomt
dat ik de jonge dichteres ben
bij wie de oude dichter zonder schroom
steeds weer in mag gaan
om zijn woorden ligplaats
te laten krijgen


                        ***


elk een eigen lied:
elk een eigen gebied

elke mier heeft een eigen lied
geheugen is de rituele dans om een gebied
van geur te stelen en te beveiligen

net als ieder hier met kwijldraden
regels voor het onbekende onderzoek
met een tong van strofenzang omschrijft


                        ***


en waarover zal het hart blijven zingen?

zo lang zoek ik al
maar heb ik ooit echt gezocht?

naar de laatste lijnen
waar ik mij aan kan verhangen

waarmee een lus naar de dood mij zal vangen
om mijn ogen dicht te doen

en mijn ogen kan openen
om blind het licht te ontvangen?

dat is dan zo voor de hand liggend
in zijns-kronkels van pijn omlijnd met stilte

want wat is een boom nog
zonder de hond?

en wat is sneeuw
als die er niet was voor een hemel?

en wat zou de hand kunnen zijn
en wegen zonder beweging?


                        ***


nachtmetafoor, een banier

dit is hoe we zijn:
zozeer wij waarvandaan:
in nachtnesten onder de korst van de aarde
om met een aftreksel van bloed en roet
de overtocht naar het heel-al
uit te beelden
en op te tekenen
met droom de boot tegen de rotswand

het is altijd een over-, op- en oogsteek
om verblind te worden door het niets

een paar donkerten geleden is een avondstergodin
gevouwen in haar brandende trouwgewaad
opgehangen boven de stad die we hebben gebouwd --
wat wil het drijvende lijk ons wijs maken?

dat het uitspansel uit kolkende bladzijden vuurvliegjes bestaat
of de opwaaierende rook van de weerkaatsing van nacht
                                                           in het sterfpapier
waarmee wij onze havens van vergaan versieren?


                        ***


hand, jij die zich in herinneringen verkneukelt
om vergeefs te proberen een besef van ijdelwaan
in het verneukspul met je vingertoppen
onder de toegeeflijke mat van de lezer
te vegen
waar gedichten
zich vermeerderen:

maar wat als het virtuele vel papier
de oppervlakte van een sterrenveld beslaat
om door gaatjes als daarin gebrande ogen
licht te werpen op hoe daar gevlucht wordt voor het licht?

en wat als het zwarte roet
in jouw ondergrondse kerker zijn verwerking van sterven
oud en der nachten zat                        precies vertelt
over de  onvergeeflijke metafoor van verdwijnen?

vermetele hand,
ver-veel naar hartenlust
zoveel je kunt
de verbeelding:

ga niet weg ...
wees blij

                        ***


woordvlam
            (voor alle opgehokten)

dit sonnet
wil een flinterdun net spannen
om het vermoeden te vangen
dat Nicolaas Petrus Louw
die naar het stilterijk van de dood
uit moest wijken
stiekem zijn voldoening zal grommen
als hij te weten komt
dat hij nog steeds het handige gummetje is
al lijkt het niet zo
dat onze ouwevrijsters en andere verhaalverlaters
krom laat hurken voor het zingen
om voorzichtig de welles-nietes vurige woorden omcirkeld
aan het beven van het leven te wijden

(19 april 2020)


                        ***


(on)eenheid

in het omgaan van het aangaan van het leven
de schaduwen van staanverstaan verslaan
hier in de ik-plek van sterven


                        ***


de klautergeest

op zijn tachtigste klimt Andries Botha
tegen het steigerwerk op
tot op het dak van zijn huis
om de stormregenschade daar
ongedaan te maken
en de nok weer waterdicht te maken
het leven is een uitdaging
maar de vader weet
zo gaat het niet meer

en dacht:
waarom zou ik nu niet hoger klauteren
omhoog de hemel in
om tenslotte aan de grote baas daarboven
duidelijk uit te leggen
hoe een boer precies een plan kan smeden
om de onstuimigheden op deze aarde
te herstellen?