Foto’s uit de reeksen
Schoolportrait en Normaal doen
(klik op de foto's voor een groter beeld)
©
Jaimy Gail
_________________
Jaimy Gail (1992) studeerde in 2017 af aan
de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag.
Foto’s uit de reeksen
Schoolportrait en Normaal doen
(klik op de foto's voor een groter beeld)
©
Jaimy Gail
_________________
Jaimy Gail (1992) studeerde in 2017 af aan
de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag.
Fotomontage van Eugenio Castro
Honderd jaren nadat de mond van
schaduw
de wraak van de woorden in gevangenschap
heeft bekrachtigd en steeds
handhaaft.
Ik druk leegte de kop
in. De nacht staat in vuur en vlam tussen je tanden. Ik bepleit geen genade
maar scherm met de stem van het gedroomde.
*
Troostrijke woorden
hebben eenstemmig betrekking op de grondslagen van de overgave.
*
Niets vlucht voor de deugd.
Alleen de wind naait de naden. Verwonding is een afdwaling.
*
Deze samenloop, tussen
de legers, van de ene ramp met de andere, ging vooraf aan de driestheid van de
angst.
*
Ik voel hoe de hemel
wordt gevild en bied geen weerstand tegen de aardschokken onder mijn voeten. In
de afgrond trekt tederheid samen.
*
Bij het zien van je
ruggenwervels werd ik door hoop verteerd. Ik viel niet omlaag in het Al door de
schuld van de lelie. Maar toen gleed er een boa tegen mijn verhemelte. Er werd
as op mijn gezicht gesmeerd die was vrij gekomen uit het ruggenschild van de
lach.
*
Op de rand van
uitputting wordt het sofisme van de schemering geformuleerd. In een dode hoek
spant een waterdrager zijn pezen als een lang verwachte vrucht van tegenspoed.
*
Op mijn schouder
verrijst een berg. De dag waarin een ader zich in rouw hult heelt alle
vooroordelen. Eenoog voorspelt de geschiedenis van het mos. Bij zoveel sluwheid
komt het droombeeld aan zijn eind.
*
Hoe onbevlekt is
sneeuw die neerdwarrelt uit de nacht vlakbij een muurhagedis op een havenhoofd.
Ze trokken de naden los bij de afgrond. Niemand hoorde de stem van de
zelfmoordenaar. De wil verwondde zich aan de punt van een lans, veroorzaakt
door een gebrek aan belofte. De betovering die de wind had gelegd op het
binnenste van een blind oog werd verbroken.
*
Een hevig lawaai
begroef de lampionnen van de honger. Alles werd gered door de ontroostbare
stoutmoedigheid van een kleine kidnapper. Als wij nog meer zouden wensen moesten
wij naar de rand van het moeras gaan. En als wij de bek van het beest zouden
willen opentrekken, zouden wij ook de hemelen moeten openbreken. Zo kunnen er
vlinders komen die ons gaan verblinden met hun
broze berichten. De spleten zouden de onuitgesproken deugden in zich
opnemen. Wat trilt die iep onder de stortvloed van weldaden!
*
Er zitten cipressen in
mijn keel die mijn kwalen van weleer genezen.
*
Dit leven heb ik niet
in mijn buik geduwd om de opdringerigheid van volwassenen te elimineren.
Betreurenswaardige kringloop die verhindert om een gele kracht te ontwikkelen.
Moleculen vergiftigen de velden. Ik leg de ouwel van welwillendheid op mijn
tong.
*
Tussen de wolken en de
zwijnen is er een verborgen god die ernaar streeft de zware laatste levensdagen
te verzachten. De wet van de zwaartekracht behoudt zijn besluiteloosheid.
*
Ik heb de kristal
achter dit vel nog niet ontwaard of er wortelen eikenbomen in mijn aderen. Ik
verslind het lijf van een engel om te controleren of de nevels in de tuin wel
loyaal zijn aan mijn ontsnapping. Elke dag smoren verwaande kikvorsen het
vurige verlangen van de kleine kikkertje. En het opvliegen van een nachtegaal
dient tot niets anders dan om voedsel te verschaffen aan de beulen. Maar een
zeis is niet opgewassen tegen desolaatheid.
*
De stok van een
vogelverschrikker is gebaseerd op de wetten van wat er niet toe doet. En beierende
klokken van wat niet is opgeschreven klinken ver.
*
Sereen is de jaloezie
van tulpen. Op grote afstand van zijn trotse aanwezigheid kan de zee je ogen al
breken. Laten we vooral letten op kinderen die spelen op de straathoek, dan
zullen wij iets snappen van wat een opstopping is. Ze besloten in een ravijn te
springen om zich te onderwerpen aan het risico van een getuigenverklaring. Een
kraai vloog over het geneuren heen, en de kinderen gaven hun ogen weg aan de
noorderwind. Het was mooi om zoveel veren te zien in de ruimte. Alweer een kind
tussen al die kruizen. Maar wel eentje om de postbode voor te straffen.
*
In je binnenste vreet
een vleermuis de laatste restjes van het overlijden op. Dat verlicht de smart
van de rouwenden. In de schemering is het geschreeuw van de mensheid te horen.
*
Tussen de klippen
rijpten de vruchten van de equinox. Pal in de wind staat daar het beminde onkruid. Ga niet weg
zolang de blinden niet zijn weggegaan in hun passie om het hoogtepunt te
bereiken. Geef steeds Als je een kruis plant in je buik, geef dan steeds uiting
aan de zoete verlossing van het orgasme. Ervan uitgaand dat je geen kwaad in je
schild voert kan je tot slot de weg wijzen door het gebergte van de
geschiedenis.
*
Waarom ween je nog,
gevaarlijke aartsengel, als je tot in alle eeuwigheid over alle
mogelijkheden beschikt? Blinde,
meedogenloze aartsengel, je zult de stoffelijke resten van je broeders over de
mensheid uitstorten om de zoete wellevendheid te verstikken. Je blaast de
mensheid slechte tijden toe, je legt zwarte ouwels op de tong van de armen, je
castreert het leven. En als een slappeling sla je op de vlucht in het
korenveld, dat je dan in brand steekt om te bewijzen dat de bijbelse plagen
echt hebben bestaan. Met gebroken slagordes ruk je flarden los uit de waarheid, hol je de goedheid uit.
Op die manier krijg je je loon van je bazen.
*
© 2019
Eugenio Castro, Madrid
Selectie en vertaling
uit het Spaans door Laurens Vancrevel
______________
Eugenio Castro (*1959,
Toledo-Las-Herencias) is dichter, essayist en beeldend kunstenaar in Madrid.
Hij is redacteur van het tijdschrift Salamandra
en oprichter van de kleine uitgeverij La
Torre Magnética in Madrid. Hij publiceerde onder andere de dichtbundels Mal de Confin (2005) en El Gran Boscoso (2007). In Het
Moment zijn reeds enkele vroegere teksten van hem geplaatst.
De hier vertaalde 'automatische'
teksten zijn gekozen uit zijn bundel Elocuencia
de lo sepulto (Editorial La Estética del Fracaso, Madrid, 2019). Daarmee brengt
de dichter een hommage aan het eeuwfeest van het automatisch schrijven
('l'écriture automatique'), dat in 1919 door André Breton en Philippe Soupault
werd ontwikkeld in hun gezamenlijke boek Les
Champs magnétiques ('De magnetische velden'). Dat boek wordt beschouwd als
het begin van het surrealisme.
In het motto van Castro's bundel is
sprake van 'de mond van schaduw'. Dat beeld is een verwijzing naar Bretons
aanduiding van het automatisch schrijven, die hij op zijn beurt ontleende aan
de titel van het beroemde spiritistische gedicht van de grote Franse romanticus
Victor Hugo, Ce que dit la bouche d'ombre
(1856).
De teksten van De welsprekendheid van wat begraven is laten zich lezen als
mysterieuze orakeltaal waarvan de woorden erop gericht zijn a-logische
associaties en beelden bij de lezer op te roepen. (L.V.)
IN MEDIA VITAE
Hier vaart iedere dag een boot voorbij met op
het dek
een uitgelaten menigte van jonge mensen. Het
is zomer,
van ver reeds hoor je dansmuziek, gelach. Het
zwelt aan
en nog voor ik de boot kan zien, open ik het
venster.
Steeds andere jongelui, maar wat zij doen
verandert niet.
Ze wuiven, joelen en heel even sta ik in het
middelpunt
als ik hen mijn biertje toon, als ik met hen
toost — op wat?
Wat verder maakt de boot een U-bocht en keert
terug.
En ik sta daar nog. Wat zich eerder voordeed,
gebeurt opnieuw.
Zij die aan stuurboord stonden, staan daar
nog en zien mij niet.
Zij die aan bakboord staan, zien me voor het
eerst. Ook ik
ben blijven staan waar 'k stond, drie hoog,
aan 't open raam.
De boot vaart traag voorbij, de muziek, het gejoel neemt af.
Totdat ik hem niet meer zie, alleen nog hoor,
verrassend lang.
***
AVOND
Soms bevangt mij in een bos het idee dat jij
het bent
die mij omringt met struikgewas en hoge
bomen.
Dat jij het bent daarboven die haar licht op
mij
laat schijnen. Je bent het geritsel in het
bladerdek.
Ja, zelfs de weg naar het bos ben jij. En als
ik nog
vertrekken moet, ben jij het die me
vertrekken doet.
De open velden waarlangs ik ga, de koeien in
de weide.
Niets vermag te klein, te groot te zijn — jij
bent het.
Kortom, ook al loop ik daar volstrekt
verloren
en heb ik geen idee van de toekomst die mij
wacht,
jij bent het, zelfs de late avondzon ben jij
als meisje.
Waarom? Ik weet het niet. Ook de weg terug
lijkt
alleen maar naar jou te leiden. Ik kan alleen
maar gaan
naar waar jij bent, je bent de lange schaduw
die ik werp.
____________________
Van dichter en prozaïst Koenraad Goudeseune
(Ieper 23.2.1965 - Gent 9.12.2020) verscheen recentelijk de roman De nuttige last van tragiek.
notitie
vooraf
Vorig jaar
overleed onverwacht de de door velen bewonderde Chileense dichter Rodrigo
Hernández Piceros (1974-2019) aan de gevolgen van een hartaanval. Zijn oude
bentgenoot Rodrigo Verdugo (*1977) schreef onlangs een indrukwekkende litanie
over het verlies van zijn dierbare vriend en geestverwant; dit gedicht werd nog
niet gepubliceerd, ook niet in Chili. Omdat ik sinds vele jaren geregeld
contact heb gehad met zowel Hernández Piceros als met Verdugo, vroeg de laatste
mij zijn gedicht te vertalen en te publiceren. Ik laat zijn schrijnende
hommage, waarin hij zinspeelt op vele thema's uit het werk van Hernández
Piceros, voorafgaan door een typerend gedicht van de betreurde dichter zelf, en
ook door een gedicht van Enrique de Santiago (*1961) die samen met beide
anderen de vele activiteiten van de groep Derrame
heeft georganiseerd.
Derrame (wat
'stortvloed' betekent) veroorzaakte rond de eeuwwisseling een kleine revolutie
in het heersende klimaat van nogal barokke getuigenispoëzie die het stempel
droeg van Pablo Neruda's zwaarwichtige epische scheppingen. De Derrame-groep introduceerde opnieuw het
taalexperiment, de humor, de satire en het vrije spel van de verbeelding -- de
grote Chileense avant-gardist Vicente Huidobro indachtig, die in de jaren
twintig van de vorige eeuw het dichterlijk experiment in Chili (en ver
daarbuiten) had laten klinken, mar ook uit waardering voor de belangrijke
dichters van de eerste Chileense surrealistische groep Mandrágora: Enrique Gómez Correa, Jorge Cáceres en Braulio Arenas
die vanaf 1939 hun verbeelding de vrije loop lieten.
De Derrame-groep bestaat niet alleen uit dichters maar ook uit
beeldende kunstenaars. Door heel Chili organiseerden zij groepsexposities en
lezingen, en werden herdenkingsmanifestaties georganiseerd ter ere van de
schilder Roberto Matta, van de lang miskende dichters van Mandrágora, en van de surrealistische dichter en kunstenaar Ludwig
Zeller, die in gekozen ballingschap leefde. Het Chileense literaire en
artistieke publiek werd door Derrame
wakker geschud met een 'stortvloed' van nieuwe kunstzinnige uitingen die door
hen gekoppeld werden aan de lang weggedrukte onderstroom van het Chileense
avant-gardisme.
Omdat Rodrigo Hernández Piceros
daarin een grote rol heeft gespeeld heb ik de hommage die Verdugo aan hem
bracht in vriendschap en met bewondering vertaaald.
Laurens
Vancrevel
Rodrigo Hernández Piceros
Dromen zijn
vasthoudend
De bijzonderheden van een willekeurige zondag
voeren rond
De belevenissen van het dichtersleven voeren
daar ook
Want een beetje meer gezond verstand is hard nodig
in deze tijd
Het is een tijd van geschminkte harten
Zo is het, het zou beter zijn een lange
middagslaap te houden
en niet meer te ontwaken
Beter zou het zijn om al die rotzakken mores
te leren
zonder dat ze kunnen terugslaan
De wolf beschikt over de kracht om golven te
breken
Het mooiste lijk is dat van de nacht
Toen ik onder een acacia zat ging het ene
visioen na het andere
van de
oude klokkenluider voorbij
Londen is veel te ver weg om er overdag te
kunnen zijn
De deugdzaamheid van sommige lieden en hoge
heren van het recht
verdient het schavot
Uiteindelijk is de leegte van een spiegel een
gebroken traan
Toen ik de gefilterde signalen hoorde in de
geheime gewelven
Zou de komst van de equinox eigenlijk wel
beter zijn
Alle moeders komen dan bijeen bij het vallen
van de bloedrode dag
Ze vegen alle as bij elkaar om hemelse
lichamen te vormen
Lege graven delvend en wachtend, eindeloos
wachtend
Een eeuwige angst in de vissenbuik
Zoveel hindernissen in een zo eenvoudig leven
Even eenvoudig als de meest gekoesterde
herinnering
In deze nacht waarin de droom vasthoudend
Al zijn schepen groepeert om met meer kracht binnen
te varen.
Enrique de Santiago
Enkele
vragen uit Zotland
Waarom moeten wij de fraaie dans van een
spore gaan volgen
zonder zijn diepste wezen te kennen?
Waar begint de kiem van het licht dat
neerdaalt uit extase?
Wellicht zijn de antwoorden te vinden in de
leemte
die een los geraakte steen heeft achtergelaten
of zijn het onze eigen drijfveren die tot ons
spreken
met hun stilzwijgen in enkelvoud en meervoud
En wie weet of het nodig zou zijn om de
glimlach
van je beminde wat eerder op te wekken?
Misschien moeten we wachten in het midden
van de stroom
al wordt er wel veel verwacht
van de daarbij georganiseerde manifestaties
nu die meer vleugelloze libellen trekken
dan schaduwen die naast hun schoenen lopen
omdat ze verwachten
de uitverkorenen te zijn.
Zo was ik bezig in de braakliggende velden
kleine stukjes lokaas te begraven die je
nooit zult ontdekken,
tenminste als je de streken opzoekt van de
plaatjes
die onduidelijk zijn geworden in de
offsetdruk
daarbij was ook een landkaart afgebeeld en
een code
die ik had opgetekend toen ik nog gelovig was
in die verre tijd toen ik nog de diepste
stelling van de rechthoek bewoonde
terwijl ik bang was dat de dag van
verdoemenis zou aanbreken
die zijn geurloze en onzichtbare muil zou
opensperren
zo verstreek de tijd zonder zijn steeds
blekere weefsel te veranderen
in de onderaardse bloeitijd
in het uur dat de pijnlijkste en gevoeligste
strelingen wegsnijdt
dat tenslotte zijn eigen verminkte schim is
met zijn uitvaart-altaar dat nadert
en een
spoor van as achterlaat en een benauwde krachteloze hoestbui
zoals wanneer er geen sporen achterblijven van geur
noch voorvallen die je wilt onthouden.
Rodrigo Verdugo
Pro memorie
ter nagedachtenis aan
Rodrigo Hernández Piceros
De zot snuift lijm
op zoek naar de gekloosterde acrobaat,
de wapens van de werkelijkheid zijn van ons,
de doorschijnende missionaris toont het water,
de wolf herschrijft de geschiedenis van het
bloed,
de doorschijnende missionaris toont het stof,
de vogel verdwijnt in zijn eigen kooi.
Ooit waren wij water,
een paard dat in de put viel,
ooit worden wij tot stof
op een avond van vlees onder een onzichtbare
zon,
of waren wij al stof, of waren wij al water
en gaan wij nu naar een sublieme verbranding,
en de wateren overwinnen een betovering van
de navel,
en de kinderen verbergen zich onder de divan,
wachtend op het verdwijnen
van de wassen spookbeelden die de middag
bedierven,
en de kinderen wilden
dat het duister de kinderlijkheid van het
beest zou opslokken,
ze wilden duizend armen hebben,
ze wilden de wierook in de buik van de tijger
aansteken,
ze wilden naar een afspraak gaan in het
betoverde woud,
ze wilden alle pijlen bundelen,
ze wilden duizend oogleden hebben,
ze wilden vervliegen als de geur van astraal
hout,
ze wilden dronken sleutels hebben
om het geluk van het bloed te ontsluiten,
ze wilden dat de stoffelijke resten
verliefd zouden worden op een dier van
voorheen,
ze wilden wonen op een boot midden in een
woestijn
om daar te zorgen voor hun voorouders en
ouders,
en voor hun moeders en hun broeders,
ze wilden boven op een guillotine het glas
heffen,
ze wilden dat de lichtstraal het bloed zou
bereiken
in de stilte van de droom,
ze wilden dat er een kerkklok het bloed zou
bereiken
met de stilte van de eb.
In een plechtigheid van schaduwen
wilden zij dat een meisje het schuim zou
hypnotiseren,
wilden zij duizend navelstrengen hebben
om in onschuld ten onder te gaan,
wilden zij hun tanden zetten in de ruggen van
vrouwen,
wilden zij enorme wortels hebben
en wegkruipen onder de divan,
want de kinderlijkheid van het beest gaf hun
een rots
waarop ze konden vrijen met een geliefde die slechts
zeewier was
en ze de betovering van de navel te boven
kwamen,
waardoor zij duizend armen kregen,
waardoor zij duizend oogleden kregen,
waardoor zij geen stof werden, noch water,
en ze verbroederden de wervelwind met de draaikolk
totdat de engel al haar balsem gaf
en het heilige zaad liet vloeien,
en de standbeelden wilden niet dat de
dageraad zou gaan bederven,
en het gebed van de bijlen
stond niet toe dat de dagen de hemels kort
knipten
en onze afscheidswoorden werden gegrift in de
ogen van de vogels,
de ontkieming zette haar missie voort,
en de schemering volgde op het bloed
als bij de herinnering aan een straftijd,
en de noordelijke krachten braken los uit de
slakkenhuizen
en vielen neer in de vorm van gouden munten
alsof een gek zich erop had gestort in een klein
straatje,
en de kuilen verheugden zich op het vallen
van een paard,
en de mannen dienden zich aan
met hun tanden, hun pitjes en zaden
en de vervloekte wijnranken krulden zich om
vrouwen heen,
en duizenden wimpers en armen en pijlen
overdekten de vervloekte lampen,
dekens en beddenspreien
bedekten de gaten die geslagen waren door de
botsing van planeten,
en de ontevreden zielen lieten
molenraderen en het rad van fortuin draaien,
en de bomen dachten dat het daglicht een spel
was
en elke taal een leugen van vogels,
en alles wat wij opnoemden was in bewaring
gegeven
van een betoverd woud dat astraal hout bezat
bij één boom, en daarna ook bij een andere
boom,
en bij nog een andere, en weer een andere,
en het lot van het bloed maakte dat de glazen
begonnen te dagen,
en het toeval van het bloed wilde niet
dat wassen spookbeelden de avond zouden
bederven.
***