dichter
Verblind door de zon
beschenen door branden
uit as gewerveld
nooit dezelfde –
het spel van de oppervlakte met de diepte
(met spartelende nieuwe sterrengroepen)
de bedreiging van de diepte voor de oppervlakte
(met wemelende dode zonnestelsels)
de woorden al te ver
(als smeltend goud)
het leven al te dichtbij
(als gestold lood)
meer verkleed dan niets
naakter dan alles
op een aarde waar alles
te vroeg is of te laat.
*
steenblik
Het is mij vandaag als was ik dood
een bloed in een stromende maanschijnseb
waar steentroost wordt ontbloot onder het net
dat glinstert, zwaarder schommelt dan de dood
onder een bittere wortel mijn menselijke stem
de veer die de vogel omhoogtrok gebarsten
de maas die is gescheurd in het net gezonken –
in mijn oog openen de doden hun blik:
meten met verpletterende melancholie Medusa’s aanblik
Chimairan die zijn sissende staart slaat
tegen verdwijnende straten en verterende levens
waar de spinnenwebdrang zijn bres opent
naar vulkanen in bloei
catastrofes in stralende zon.
*
muren
Deze straten die bestaan
terwijl ik niet besta
–
deze muren van schijnend gips
door muilezels gedragen luchtspiegelingen
die ik opeet, verpletter en weer opricht.
O de gelukzaligheid je oog op te slaan
en niet te bestaan,
o muren die dansen in de woestijn
als ik mijn hersens zo tot bloedens sloeg!
Muren dansend in mijn ziel,
muren mijn lichaam steunend,
muren die ik kus, die zegenen
dat ik nooit heb bestaan.
(Utrillo)
*
met
gesloten ogen
De fontein wappert als een parasol van glas
schuimvlokken fladderen in de regen van de zon
in een kring rond de fontein groepjes
rustende vrouwen
met vreemde kinderen:
vreemde vrouwen
in een vreemde stad in een tijd
die is blijven staan als een daguerreotype
terwijl de blik door de diepte van de parktunnel glijdt
langs strepen vormende schaduwen van de duizelparade der
populieren
die zich langzaam opent naar de gonzende zon
naar de fontein die mijn blik wiegt en wappert
onder brandende regen!
onder stromend glas –
*
ogen
van lucht en ijzer
De schreeuw van een kievit steeg op uit de grond
en rukte een doornroosbosje
aan stukken –
iemand had duizend jaar in je keel geademd
die een enkele juni met groen had versierd
maar de duisternis werd gedronken uit een hellende toren
die duizend lentes had zien verwelken tot kennis
je ogen waren lucht en ijzer
gespleten door bleek wordend stof van het licht
je was verdwaald te midden van de bijeenkomst van de
schaduwen
je rustte in de oogkieren van de zon
als de onzichtbare blik van een spion
je nu was je altijd:
op de rand van twee werelden
een vogel boven twee afgronden
een messcherpte tussen geboorte en dood
toen steeg de schreeuw van een kievit op uit de grond
vertalingen: Bart Kraamer
____________________
Johan Erik Lindegren (Luleå 1910 - Stockholm 1968), dichter,
literatuurrecensent en vertaler (van o.a. werk van T.S. Eliot en Dylan Thomas),
geldt samen met Gunnar Ekelöf als grondlegger van de moderne lyriek in Zweden.
De hier vertaalde gedichten zijn afkomstig uit de bundel Vinteroffer (Stockholm,
1954).